DE ZUYDERPOORTE


In januari 1970 startte de Brielse midden-stand een actie om gelden te verkrijgen voor de bouw van een demontabele poort op de Pieter van der Wallendam. Deze bestond uit een ijzeren geraamte van hoekijzer en een houten beplating. Het geheel werd demontabel gemaakt. De torens hadden een hoogte van tien meter, en de overspanning had een lengte van negen meter, waardoor de totale breedte veertien meter was. We kunnen dus gerust zeggen dat het een flinke poort was. Mij werd gevraagd een oorkonde te ont-werpen, waarbij de aankoop van bijvoor-beeld stenen, planken, kantelen en leyen gecertificeerd werd, en tevens recht gaf op een vrije doorgang. Vooral de heer J. Bazen zette zich daar voor in.

1971

1970

Eind 1971 werd Dr. H. Voet gevraagd een nieuw spel te schrijven voor het jubileum feest. Dit deed bij Cok Smit de deur dicht. Hij trok zich meteen terug uit de organisatie. "We hebben geen buitenstaanders nodig, we hebben het altijd zelf gedaan", was zijn mening. Het bestuur van de 1 aprilvereniging dacht daar anders over. Wel speelde hij zijn rol als Coppelstock. Dit voorval bracht echter heel wat te weeg in het Brieltje. Fons Löbker stuurde via het ANP een bericht de wereld in dat het hele feest wel eens afgelast zou kunnen worden door deze rel met Coppelstock, Cok Smit, want hij toonde de kanonniersgroep en de rammeiploeg een brief, waarin stond dat zij dit jaar niet mee mochten doen. De brief zou volgens Cok Smit door de loco burgemeester aan hem geschreven zijn. Boze Brielse tongen beweerden toen, dat hij zelf achter de schrijfmachine had plaatsgenomen. Ik had en heb sterk het vermoeden dat dat inderdaad het geval is geweest, want bij het 1 aprilbestuur is daar nooit sprake van geweest. En de gemeente Brielle had hier al helemaal niets over te vertellen, dus zeker ook niet de loco burgemeester. Er werd door het bestuur een spoedvergadering met de leden belegd, waarop alle praatjes uit de wereld werden geholpen en de intensieve voorbereidingen voor het jubileumjaar 1972 werden voortgezet.

1 APRIL

Dat jaar had ik weer een straatgroep geformeerd. Ditmaal zonder Marianne, want die stond in haar winkeltje Den Oude Grutterij. Met onder andere Paul Rijcken, Aad de Visser, Harry Meskers en ene Ruud - waarvan ik zijn achternaam niet meer weet - huurde ik via Jac. Klok voor een fles jenever, een antieke strontkar bij een boer in Tinte. Het nieuwe stadsarchief de Provoost werd na een grondige restauratie geopend dus gingen we de straat op met de kar en daar aan met kettingen geketende gevangenen. De kar gooide ik vol met stro, maakte een schandblok, dat ik om mijn nek deed en vlijde mij in de kar. De bewakers gaven flinke meppen op de ruggen van de gevangenen die we onder de kleding goed ingepakt hadden met stukken dik karton. We hadden een onbeschrijflijk succes en kwamen niet gemakkelijk door de toegestroomde mensenmassa heen.

Ook liep er iemand met een emmer yoghurt. Méér succes boekte de politie bij de kalkers die met latex verf, en op een niet gebruikelijke manier de boel aan het besmeuren waren. Zij konden de rest van de nacht op het bureau doorbrengen. En terecht. Zij verziekten immers deze oude traditie. Wij, als authentieke kalkers wachten onze kans af, gesteund door de aanwezigheid van de NOS televisiereporter Pim Corver. Omstreeks twee uur was de kust veilig, en haalde ik uit mijn binnenzak een blikje witkalk en kwast te voorschijn, en in twee tellen stond de tekst: "Wat maakt het uit, koop uw kapotjes bij Kruit!" op het raam bij een drogist in de voorstraat. Bij het schilderen van het uitroepteken ging een bovenraam open, en stortte de eigenaar een emmer water over de cameraman, zonder acht te slaan op de verontwaardigde uitroep: "Hé, weet je wel dat die camera vijftigduizend gulden kost". We zijn snel naar huis gegaan om de cameraman en camera te drogen. Gelukkig waren de opnamen en de camera niet beschadigd en de zelfde avond zagen we ons zelf terug op de televisie. Ik ging trouwens altijd de dag na 1 april even praten met de commandant van de politie om te vragen of er problemen geweest waren, waar ik eventueel bij kon helpen. Ik kon immers alle kalkers en als daar verziekers bij zouden zitten zou ik die zeker aangeven.

In juni 1970 kochten we de panden Wellerondom 10 en de pakhuizen in de Kaatsbaan en zijn daar gaan wonen en werken.

’s Morgens kwam minister Klompé een vier eeuwen oude steen in het Tromp museum onthullen, die was gevonden bij de restauratie van de Provoost. Ook opende zij een tentoonstelling in het stadhuis over de recreatie in Den Briel.

Voor de viering van 1970 deed ik een oproep in de kranten voor kreupelen, melaatsen, zwervers en leeglopers. Het idee was een melaatsen groep samen te stellen als tegenpool van al het fluweel dat door de stad paradeerde.

Daarna decoreerde ik de platen, die ik per deel op de grond had neergelegd. Langs een speciale rij (een soort liniaal) met een scharnierende steel, schilderde ik steen voor steen met een kwast van een meter lang en op steenbreedte, de 35.000 stenen.

Helaas is de poort na een aantal jaren ter ziele gegaan. De grootste oorzaak daarvan is geweest, dat hij altijd aan weer en wind blootgesteld is geweest en bovendien was de gemeente er op zijn zachts gezegd niet zo blij mee.


Ik zal nooit vergeten dat tijdens een zware storm in 1973, waarbij de poort op “zijn poten” stond te dansen, en wij met man en macht bezig waren geweest touwen aan te brengen om de boel overeind te houden, de directeur gemeentewerken mij zei: “Laat dat ding maar omdonderen dan zijn we d’r vanaf!” Nou, dat was natuurlijk wel het allerlaatste waar ik aan toe zou geven.


De gemeente had zich beter in kunnen spannen om voor deze fraaie blikvanger een goede opslagruimte te regelen en de financiële middelen beschikbaar te stellen om zodoende de poort jarenlang in te kunnen zetten. Maar helaas.

HOOFDSTUK 2

Ook kreeg ik de opdracht de poort te decoreren. Als werkplaats kreeg ik de voormalige sloepenloods ter beschikking. Eerst kregen de watervaste platen een transparante laag speciale verf tegen verrotting en daarna bracht ik twee grijze lagen aan als kleur van de voegen.

Daarna brachten we nog vier stalen tuien aan met paraplu ankers in de grond om de poort voor storm te behoeden. Het was een geweldig gezicht zo’n poort aan de ingang van ons stadje. Na de feesten werd de poort weer neer getakeld en gedemonteerd. Alles werd opgeslagen in en bij de sloepenloods. Voor het tweede jaar moesten de platen dus weer opnieuw gemonteerd worden hetgeen door vrijwilligers van de 1-aprilvereniging gedaan werd. Dat was natuurlijk een enorme klus en er is toen besloten dat we voortaan de poort niet meer zouden demonteren maar gewoon in drie delen zouden opslaan. Er was geen binnenruimte voor beschikbaar, dus werd dat naast de sloepenloods. Voor het transport maakte Wim van der Torre een speciale platte kar, met lage wielen, waarop het hele spul vervoerd kon worden. Tot enkele jaren na het feest in 1972 werd de poort jaarlijks opgezet. Tevens is hij enkele malen verhuurd geweest aan andere steden in Nederland ter opluistering van feesten die betrekking hadden op de 80-jarige oorlog. Onder andere Schiedam en Dordrecht.

Eind maart was het zover dat de poort opgezet kon worden. Eerst werden de torens die uit twee delen bestonden aan elkaar gemonteerd, en daarna overeind gezet. Dat gebeurde met twee kraanwagens van Jo van Ruiven en zijn zonen Leo en Ger. Die woonden in de vijftiger jaren bij ons in de Witte de Withstraat en Leo zat op de OLS bij mij in de klas.

Toen alle platen geschilderd en gedecoreerd waren werden ze met bouten op de stalen constructie aangebracht door de firma Poldervaart.

Op 1 april begon ik om zeven uur ‘s morgens met Marianne met het grimeren en aanplakken van baarden en snorren, bij de inname ploeg, die we de dagen ervoor geprepareerd hadden. De jonge klare stond klaar en daar werd gretig gebruik van gemaakt. Daarna hebben we onze eigen melaatsengroep gegrimeerd en zijn de binnenstad weer ingetrokken. Het succes was overweldigend en een nieuwe traditie was ingezet. Na afloop had ik een bloeduitstorting onder mijn andere arm.

Het was een drukte van belang en we hadden enorm succes. De auto’s reden toen nog gewoon door de binnenstad dus werd het al snel een chaos, want wij gingen daar niet voor opzij. Na afloop had ik onder mijn arm een bloeduitstorting van de kruk.

Met Aad de Visser, Wim Zoetemeijer en Kees van Bohemen als melaatsen.

De jaren daarna met steeds weer een andere voorstelling.

Via Maarland, Voorstraat, Kaatsbaan en het Wellerondom ging de stoet naar het stadhuis.

Vrouwen en mannen van het eerste uur bijeen in de waag.


Jac. Klok, Gerard de Gast, Han Roos, Wageveld, Wim de Baan, Thijs Herlaar, Rens en Marianne van Adrighem, Teun Stolk, Teun de Gast, de heer Reinhout, Klaas van der Steen, Wim van der Torre, mevrouw Roos, Bep Herlaar, Jopie Löbker, Maartje Boone, Ines de Baan, mevrouw Grootveld, Tiny Jansen, John van Pelt, Fons Löbker, Piet de Bruin, Peter van Oel, de heer Dumans, Cok Smit en Arie Pothof.

Om 2 uur vond op de gebruikelijke manier de inname plaats waarbij de bijzonderheid was dat dat jaar een grote groep Joegoslaven, die werkte in de Botlek en woonden in het pension van Kazim in Den Briel, mee ging doen als geuzen met het rammeien van de poort en de intocht naar het stadhuis voor de overgave van de stad.

Voor de restauratie van de wallen en een aantal oude panden in de vestingstad en de herziening van de structuur van Den Briel waren vele dukaten nodig. Om het verzoek kracht bij te zetten is het spel van de stadsinname in Den Haag herhaald. Coppelstock las een smeekbede voor, waarna een ter plaatse vervaardigde poort werd gerammeid. Ze ramden zo hard door de poort dat er een gat in de muur ontstond. Daar is later een bordje bij geplaatst met de tekst: Het Brielse gat. Na het rammeien werd een kanonschot afgevuurd met de IJzeren Hein, het kanon van Hendrik Grootveld dat veel rook en tumult teweeg bracht. Er was zelfs één geus, (Blokkie) die met een halve oorlel terug kwam. Hij had een enorme koperen gordijnring in zijn oor gehad en die had een Haagse deerne van zijn oor gerukt.

Het is frappant dat men vanuit de gemeente Den Briel voor dit soort gelegenheden wél een beroep deed op de leden van de 1 aprilvereniging, terwijl zij voor de 1 aprilviering op financieel gebied geen poot uitstak. De 1 aprilvereniging zette elk jaar een feest op touw, waarbij ze Den Briel landelijk bekend maakte met uitsluitend het ledengeld. En zoveel leden waren er niet.

HET HOL VAN DE LEEUW


De woning in het museum van Fons en Jopie Löbker, kunnen we gerust het hol van de leeuw noemen.

Er was altijd wel een aanleiding om iets te vieren, en bij het minste geringste in het 1 aprilpak.


Hier met Cor Dedert, Jopie Löbker, Dirk Bravenboer, Wim en Lineke van der Torre, Henk Grootveld en Rens en Marianne van Adrighem.

DE AANLOOP NAAR 1972


Dat zelfde jaar, 1970 dus, werd ik gevraagd door mijn Ome Leen van Adrighem zitting te nemen in het 1 aprilbestuur als lid van de spelcommissie. Het bestuur was dringend aan verjonging toe en er moest gewerkt worden naar het jaar 1972 waarin het 400 jaar geleden was dat Den Briel ingenomen werd door de watergeuzen. Ik zei daar meteen ja op en heb dan ook nog nooit één vergadering overgeslagen. Sinds de beginjaren schminkte en plakte ik baarden met mijn leermeester Frans Spuijbroek, en vanaf 1970 samen met mijn vrouw Marianne.

Schets die Frans Spuijbroek maakte van de Lumey-kop

hoe hij gegrimeerd moest worden en van snor, baard en pruik voorzien moest worden.

Frans Verhoef en Dirk Bravenboer gingen in het vervolg als botteliers de straat op. Hun handkar had ik van teksten voorzien, en aangekleed met een vat en mandflessen gevuld met allerlei soorten limonade siroop. Als grap schilderde ik een telefoonnummer achter op de kar. Idioot natuurlijk, want in 1572 bestond de telefoon nog helemaal niet. Maar ik was benieuwd of het iemand op zou vallen. Nou,...  niet dus. Ik heb er nooit iemand over gehoord! Het is er dus voor altijd op blijven staan.

Op onderstaande foto’s: Huub Jansen aan het orgel met Fons en Lisa. Jan Monquil, Jopie Löbker, Cor en Adrie Dedert. Op de derde foto Leo van Dijk en Henk Grootveld met zonen en kleinkind.

De Van Adrighemmen, de Löbkers en de Van der Torres waren altijd wel in voor een stuntje om Den Briel

in de publiciteit te brengen.

Op het Wellrondom trokken we het

1 aprilkostuum nogal eens aan.

De Löbkers, Adriaan Kruine en een aantal Grootveldjes met het kanon in de Waag.

Misschien wel het meest bijzondere trio: Arie Luyendijk, Bas Pothof en Fons Löbker.

NAAR: Hoofdstuk 3

De kalknacht van 1971 ging de geschiedenis in als kalkjaar bij uitnemendheid. De middenstand had enkele weken tevoren gedreigd een kalkwacht in te stellen. Ik had me bij hen opgegeven als kalkwacht. Ik dacht: dan weet ik in elk geval hoe ik door de mazen heen, als kalker mijn slag kan slaan. Het plan van de middenstand ging echter niet door. Nooit eerder stond het nachtelijk kalken zo in de belangstelling en waren er zoveel mensen op de been geweest. Er was een groep namaak- kalkers gekleed in witte ketelpakken en gewapend met ladders, emmers en kwasten en die trokken al snel de aandacht van de patrouillerende politie, wat nu precies de bedoeling was. In geen van de emmers viel ook maar een spat kalk te bekennen. Het was verschrikkelijk lachen met die gasten. Ze doken steeds plotseling op uit zijstraatjes van de Voorstraat, wat echt een hilarisch gezicht was.

DE KALKNACHT VAN 1971

In naam van Oranje,... Doe open de poort!

De repetities voor de inname, onder leiding van Cok Smit, vonden plaats

in de sloepenloods.

Binnen twee dagen hadden we een groep bij elkaar en zijn aan de slag gegaan met het maken van onze kleding van jute zakken en oude lompen. Ik maakte een draagbaar en een kruk om mee te lopen waarbij ik één been achter mijn rug bond.

Op de vroege morgen van 31 maart (we woonden toen in de mgr. Smitstraat) kwam Frans Spuijbroek ons grimeren en wij zijn toen de binnenstad in gegaan.

Een vluchtende groep huisvrouwen die we de gillende wijven noemden, met bij elkaar geraapte huisraad,

liep voor de stoet uit.

De repetities voor de inname vonden plaats in de Sloepenloods.

STRAATGROEP

1 APRIL

HET BRIELSE GAT

HET WELLERONDOM

DE INNAME

De inname vond zoals gebruikelijk weer plaats bij de Langepoort, en de overgave van de stad op de Markt voor het stadhuis.

REL MET COPPELSTOCK

PROMINENTEN

Rens van Adrighem

Oud-Briellenaar

Daarbij gebruikte ik verschillende kleuren om het geheel zo echt mogelijk te laten lijken. Een klus waar ik enkele weken mee bezig ben geweest.

Toen de torens op hun plaats stonden werd voorzichtig de negen meter lange overspanningsboog er in getakeld. Een secuur werk, want de torens stonden los op de grond. Ik zelf kroop in een van de torens met bouten en gereedschap om de overspanning aan de torens vast te kunnen zetten.

Ook dat was weer niet eenvoudig want de gaten van de overspanning moesten recht boven de gaten van de consoles aan de toren komen om de bouten aan te kunnen brengen. Al met al waren we daar met een man of zes wel een hele ochtend mee bezig.

Na afloop ging een ieder zijns weegs, behalve een grote groep geuzen, die onder leiding van Cok, Coppelstock, Smit naar het Provinciehuis in den Haag vertrokken, om daar alweer een poort te rammeien. Deze keer ging het niet om de poort, maar om ’s Rijks schatkist.

De opening van de gerestaureerde Provoost.

Rens van Adrighem

  Herinneringen aan de 1 aprilvieringen

   Startpagina  1 april    |   Hoofstukken:   1    |    2    |   3      4    |    5    |    6    |