Schriftelijke bronnen dateren al uit 1332 over een veer vanuit Brielle naar het vaste land van Holland. In die tijd maakte het veer van Den Briel naar Maaslandtsluijs deel uit van de hoofdverbinding van Zeeland naar Holland. De route voerde van Middelburg - Zierikzee via het veer Dreischor - Herkingen over land naar het sas van Dirksland, vandaar via een veer naar Hellevoetsluis, en verder over land naar Den Briel, met het veer naar Maaslandsluis als laatste schakel naar het vaste land.

De veerdienst van Den Briel kwam op 1 april 1572 in de geschiedenisboeken toen de veerman Coppelstock met zijn veerboot de watergeuzen naar Den Briel bracht en de stad werd ingenomen.

Vanaf 1878 bestond er een stoombootdienst van Maassluis over Rozenburg naar Vlaardingen, Schiedam en Rotterdam. Het lag dus voor de hand, de overtocht van Maassluis naar Rozenburg per stoomboot te maken.

Dat werd door Den Briel geïnterpreteerd als een inbreuk op oude rechten en spande een proces tegen de ‘tussen stop' in Rozenburg aan, en met succes - en zo bleef het tobben met de verbinding Maassluis - Rozenburg, totdat in 1892 de zeilboot door een stoomboot werd vervangen.

Tarieflijst uit 1577: Een persoon tot ses toe sal betalen voor een schuit. Boven de ses personen sal ijder betalen. Bij storm en onweder, voor ende naer zon bij nagt, sal alsdan betaelt werden de helft meer, te wete een persoon etc. Boven de ses als boven ijder 12 st. 2 st 18 st. 3 st.

Na het ontstaan van het eiland Rozenburg en van de Krabbeplaat in de 16e eeuw bleef doorvaart door het ‘Staeldiep' nog goed mogelijk tot omstreeks 1674. Wel ontstond er concurrentie door veren van Bonesluis (iets ten oosten van Maaslandtsluis) naar Rozenburg en van Rozenburg naar Zwartewaal.

De vaart van Den Briel naar Maaslandsluis zou onmogelijk kunnen worden. Den Briel, had al eeuwen het alleenrecht op deze route en wilde niet lijdzaam toezien hoe de ‘verkeersstroom' een meer oostelijke route zou kiezen. Zo werd bedongen dat de veren naar Rozenburg alleen voor lokaal verkeer gebruikt zouden mogen worden. 

Een volledig overzicht over de stoom- en motorschepen die op de trajecten Rozenburg - Maassluis en Den Briel - Rozenburg hebben gevaren ontbreekt.

Het stoomschip ‘HARMONIE I', lengte 43,63 m, breedte 6,82 m, laadvermogen 70 ton, machinevermogen 250 PK, heeft voor het laatst omstreeks 1935 in het veer Brielle - Rozenburg dienst gedaan. Andere boten waren de ‘Notaris van den Blink', de ‘Coppelstock', de ‘Prinses Irene’, en vooral de ‘Hoofdingenieur van Elzelingen' die vrij lang als veerboot dienst gedaan heeft.

Vóór het ontstaan van het eiland Rozenburg onderhielden Brielle en Maassluis al een veerdienst over de Maas. Toen de platen zich in de rivier vormden, vond de boot zijn weg door het Staaldiep, een waterweg tussen de eilanden Rozenburg en de Krabbe. Aan het eind van de 18e eeuw slibde het Staaldiep langzaam dicht en werd ze als vaarweg onbruikbaar. Daarom werd het water in 1727/1728 afgedamd en werd de Staaldiepsedijk aangelegd.

Op de dijk kwam een zwaar gezande kleiweg te liggen. Het Staaldiep was in het vervolg een onbetekenend water in de Krabbepolder. De verbinding tussen Brielle en Maassluis werd sindsdien onderhouden via het veer Brielle-Rozenburg over de Brielse Maas, de weg over het eiland en via het veer Rozenburg-Maassluis.

Zowel aan de Brielse- en de Maassluise Veerheuvel werden omstreeks 1728 veerhuizen met een wachtlokaal gebouwd. Het veerrecht voor beide veren was in handen van Brielle. De pachter van het wachtlokaal verdiende zijn brood als landbouwer/veehouder.

Komende van de Brielse veerpont was het veerhuis decennia lang de blikvanger en de eerste boerderij op Rozenburg die men zag. De opgang naar de Staaldiepsedijk werd dan ook wel de Brielse Heuvel genoemd. Het veerhuis stond in de lengte langs de dijk.

De laatste pachter van het veerhuis was Adriaan Quak. Per 1 mei 1927 pachtte Quak het met 12 bunder land voor de tijd van zes jaar, als opvolger van Piet Qualm. Twee dagen tevoren was Adriaan Quak, geboren op 26 december 1902, getrouwd met Trijntje Korres, die geboren was op 18 oktober 1904.

De verplichtingen bij het pachten van het veerhuis bestonden uit het open houden van het wachtlokaal, zolang de veerboot voer, zo tot een uur of tien ’s avonds, en het vervoeren van passagiers. Zijn voorganger had een tapkast en schonk ook sterke drank. Toen had het de sfeer van een café, compleet met biljart. Het echtpaar Quak wilde het als een wachtlokaal zien en verkocht er alleen melk, limonade, bier en rookgerei. Als de stoomfluit van de veerboot klonk wist Quak dat er passagiers aankwamen voor het Maassluise veer, het paard werd dan voor de kapkoets gespannen.

In mei 1932 deed Quak afstand van zijn vergunning Verlof A. Het wachtlokaal werd overbodig omdat Van Noort uit Brielle in 1931 een busdienst is gaan exploiteren tussen Brielle en het station Maassluis.

Tot 1728 bleef de veerdienst op Brielle in stand. Maar toen was het water dusdanig verzand, dat er vanaf die datum sprake moest zijn van twee veerdiensten. Eén bij Brielle, de andere vanaf het nieuwe eiland Rozenburg naar Maassluis.

HET VEERHUIS AAN DE BRIELSE HEUVEL OP ROZENBURG

De gemeente Brielle heeft in 1933, nadat het pachtcontract was afgelopen en de wacht-kamer door de busdienst overbodig was geworden, alles aan Adriaan Quak verkocht. Die is dan eigenaar van het veerhuis, Staaldiepsedijk 74, en de 12 bunder grond er omheen en is de functie van het veerhuis na 205 jaar verleden tijd.

Wanneer de draglines en de bulldozers oprukken voor de aanleg van Europoort vertrekt Quak op 15 april 1963 naar Emmeloord. Daar kunnen ze echter niet aarden en keren op 21 juni 1965 terug naar Rozenburg en betrekken een nieuwe bungalow aan de Elzenlaan. Op 11 augustus 1969 is Adriaan Quak op 66-jarige leeftijd overleden.

Voor de doorgaande vaart zou er dwars door het eiland Rozenburg een geschikt kanaal gemaakt worden. In 1727 werd het Staeldiep afgedamd, en in plaats van een kanaal door Rozenburg werd als goedkoper alternatief een weg aangelegd.

Rens van Adrighem

Door

DIE VEERDIENSTEN UITOEFENDEN TUSSEN DEN BRIEL -

ROZENBURG - VLAARDINGEN EN ANDERE PLAATSEN

Rens van Adrighem

Jávea april 2017

De Veerhengst aan het havenhoofd.

De verbinding tussen Den Briel en Rozenburg werd tot omstreeks 1920

met een zeilboot, een ‘Veerhengst’ onderhouden.

DE STOOM VEERBOOT

De Veerhengst werd vervangen door een stoomboot die via Rozenburg, Zwartewaal en Nieuwesluis naar Vlaardingen voer.

De ‘MERCURIUS’ 1925.

In november 1918 kocht de RTM de meerderheid van de aandelen van de Vlaardingse Stoomboot-Maatschappij (VSM). Voor Den Briel had de overname ingrijpende gevolgen.

Voordien onderhielden de boten van de VSM een verbinding met Vlaardingen en daarmee met het landelijke spoorwegnet. De Vlaardingse boot voer zesmaal per dag en leverde de reizigers af bij het station van Vlaardingen.

De RTM legde de dienst nagenoeg stil: er was slechts één afvaart per dag die bovendien niet meer bij het station afmeerde. Iedereen moet gebruik maken van de duurdere diensten van de tram die tot aan de Rosestraat ging, niet ver van een treinstation, maar beduidend trager was.

Den Briel was wat minder afhankelijk van de veren geworden: In 1903 werd de Spijke-nisserbrug geopend, en vanaf 1904 was er een tramverbinding van Rotterdam-Zuid naar Den Briel. (De Groene Kruisweg was pas in 1934 klaar.)

In 1923 stelde Pieter van der Wallen, gemeente-raadslid en eigenaar van de Brielse Kalkfabriek voor van gedachten te wisselen over de verbetering van de verbinding met de trein, door een bootverbinding met Vlaardingen. Hij kreeg bijval van Jan van Dijke, directeur van de Ambachtschool, die het idee opperde om zelf een boot in de vaart te brengen, waarin geïnteresseerden konden deelnemen door het kopen van aandelen. Dit idee kreeg algemene instemming. Het doel was de verbinding met Vlaardingen nieuw leven in te blazen, waarbij het schip nabij het station zou afmeren en daarmee een prima aansluiting op het spoorwegnet zou vormen.

De bootcommissie, waarin ook de burgemeester, mr. F.J.D.C. Egter van Wissekerke, deelnam, gooiden het over een andere boeg. Op 27 augustus 1924 werd een vergadering belegd in hotel De Nymph. Met algemene instemming werd besloten tot de oprichting van de ‘N.V. Spoorbootdienst Den Briel – Vlaardingen’ en te gaan varen met ‘eigen’ schepen.

De commissie had inmiddels al een oogje laten vallen op een oud schip van Rijkswaterstaat. In 1924 werd het oude schip van Rijkswaterstaat aangekocht. Het had een lengte van 25 meter en een breedte van 5.50 meter en een 125 PK stoommachine. Het werd bij een scheepswerf grondig opgeknapt om aan de gestelde eisen te voldoen.

Het maatschappelijk kapitaal van de N.V. bedroeg f 40.000, dat door de verkoop van aandelen, variërend van vijf tot vijfentwintig gulden, werd vergaard.

In 1924 werd de N.V. Spoorbootdienst Den Briel - Vlaardingen, opgericht met het doel het onderhouden van een snelle verbinding tussen Den Briel en het landelijke spoorwegnet. Daartoe werden aandelen onder de man gebracht.

Vanaf 15 juni werd een dienst onderhouden, welke driemaal per dag (op zondag twee-maal) de reizigers naar en van Vlaardingen bracht. Het vermogen van de boot – 16 PK – was echter niet voldoende.

Toen de veerboot eind september tijdens zware mist ter hoogte van de Welplaat aan de grond liep en daar de hele nacht bleef liggen, zodat de passagiers pas de vol-gende (zondag) morgen om kwart over acht

Op 11 oktober 1924 was het zover dat het oude stoomjacht, aangekocht van Rijks-waterstaat, geheel verbouwd werd afgeleverd in Den Briel. Het was verbouwd tot een fraai schip. De 1e klasse kajuit was betimmerd met mahonie- en palissanderhout, de zittingen langs de kant waren bedekt met groen pluche. Tevens was er een buffet en een toilet. De deksalon was van djatihout en eveneens voorzien van groene kussens. Ten slotte was overal elektrische verlichting. Het schip was trillingvrij en stoorde zich weinig aan de golfslag van passerende grote schepen. Het is gaan varen onder de naam ‘DEN BRIEL II’, tot 1932.

De N.V. had Kruijt als kapitein in dienst genomen, en verder Martinus van der Houwen als conducteur/hofmeester, Hendrik Souge als machinist en Willem Ritmeester als dekknecht.

In 1926 maakte de N.V. een grote stap door een tweede schip aan te kopen. Dit was een fractie langer en slanker dan de ‘Den Briel’ en had een lichtere (80 PK) motor. Het schip was in 1910 gebouwd op de Koninklijke Grofsmederij in Leiden. Het had voorheen onder de naam "HAVENSTOOMBOOT 10" in Amsterdam gevaren.

De Schiedamse onderneming van J. Tieman was in het bezit van de ‘PADANG VI’ en die werd verzocht om een proefvaart. Deze werd gemaakt op vrijdag 25 mei 1924 en voldeed aan de verwachtingen. Helaas zijn er geen foto’s van dit schip.

De commissie had inmiddels een oogje laten vallen op een oud schip van Rijkswaterstaat.

Het schip was grondig gerestaureerd op de werf van de fa. Gebr. Kooijman in Zwijndrecht en had toen twee kajuiten en was geschikt voor het vervoer van 300 passagiers. Het was vooral gekocht als reserveboot en voor het vervoer van vracht.

De ‘DEN BRIEL II’ voer van 1926 tot 1931 tussen Vlaardingen en Den Briel.

De ‘MERCURIUS’ 1925.

De ‘NOTARIS VAN DEN BLINK’.

De diensten werden in de loop der tijd uitgebreid. In de zomer van 1926 was er driemaal een afvaart: half negen, half twee en zeven uur waren de tijdstippen van vertrek uit Brielle. In de winter en het weekend waren er minder afvaarten.

L.P. van den Blink tijden de proefvaart met het nieuwe schip met zijn naam.

Mr. L.P. van den Blink, notaris en lid van Provinciale Staten, pleitte voor een verbetering van de kortste weg: die via het eiland Rozenburg naar Maassluis. De visie van L.P. van den Blink bleek juist: via Rozenburg was men sneller.

De ‘MERCURIUS’ aan de veersteiger en de ‘VLAARDINGEN II’ vaart uit.

De komende jaren zou op dit traject geïnvesteerd gaan worden, met als hoogtepunt het inleggen per 1 januari 1931 van een nieuw schip tussen Rozenburg en Maassluis, groter en met meer PK’s. De Rederij Van der Schuijt gaf het schip de naam 'Notaris Van den Blink', en eerde daarmee de man die zich voortdurend inzette voor een betere verbinding tussen met name Voorne en Holland.

HET VEERHUIS OP ROZENBURG

In 1918 stak in Den Briel een aantal mensen de koppen bij elkaar om een eigen bootje in te leggen, maar zij waren teruggeschrokken van de kosten daarvan. Zij legden zich mokkend neer bij het monopolie van de RTM, maar staken hun protest niet onder stoelen of banken en lieten hun klachten horen waar dat kon. Zoals tijdens de jaarvergadering van de Vereniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer in 1923.

DE N.V. SPOORDIENST DEN BRIEL-VLAARDINGEN

DE VLAARDINGSE STOOMBOOT-MAATSCHAPPIJ OVERGENOMEN

DE VLAARDINGSE STOOMBOOT-MAATSCHAPPIJ (VSM)

De situatie bleef ongewijzigd tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Door de water-staatkundige werken ter verbetering van de Maasmond en de toegang naar Rotterdam ontwikkelden zich voor Rozenburg veel sterkere getijstromen dan vroeger. De overtocht die anders binnen enkele minuten volbracht was moest nu vaak voor uren worden uitgesteld.

in Brielle arriveerden, was voor de commissie ‘de boot aan’. De commissie drong er bij Tieman op aan om een nieuw en modern ingericht schip in te leggen. Deze onder-handelingen liepen op niets uit. De ‘Padang VI’ bleef dienst doen tot het nieuwe schip in de vaart kon worden genomen.

STOOMBOOT

MAATSCHAPPIJEN

  NAAR:   Brielse veer   |   Maassluis  | Maatschappijen  |   Veerboten  | Site inhoud