aan het Scharloo
aan het Scharloo
De Spoon
Panden
De industriële geschiedenis van het Scharloo begint in 1596 met de uitgifte van een perceel voor een 'meestoove', dat is een gebouw voor het drogen en malen van het gewas meekrap dat vroeger werd toegepast als rode verfstof voor stoffen. De 'echte' industrialisatie aan het Scharloo begint in 1598 wanneer brouwer Maerten Buijs, een erf gegund wordt door de stad voor het oprichten van een brouwerij. Het perceel bevond zich net aansluitend aan het hoekhuis in de hoek Kaaistraat - Scharloo.
De geschiedenis van de brouwerij
'’t Gecroonde Hart'
Het ging de brouwer voor de wind; want al kort na de oprichting wordt er uitgebreid met een mouterij en een rosmolen met de bijbehorende paardenstal. Maerten Buijs verkoopt de brouwerij in 1610 aan Jan Franszoon Back. Hij koopt de meestoven ten zuiden van de brouwerij op om een nieuwe brouwerij neer te zetten, en de oude te verkopen. In april 1618 wordt hij benoemd tot schepen. Het was een opportunistisch persoon en hield zich niet aan de bouwvoorschriften. In 1619 begint hij met de bouw van een nieuwe brouwerij, die in 1620 in bedrijf gaat. Het jaartal staat op de gevelsteen van ‘t Gecroonde Hart.
Dat er in die tijd konden verschillende brouwerijen naast elkaar bestaan omdat bier door iedereen, dus ook voor kinderen, de meest gebruikelijke drank was. 300 tot 400 liter per persoon per jaar per persoon was toen gewoon. Nu is dat ongeveer 80 liter per persoon per jaar. Het alcoholgehalte was toentertijd veel en veel lager dan we nu gewend zijn. Melk werd er toen nauwelijks gedronken. Water uit wellen was brak, dus ondrinkbaar. Het water voor de bierbrouwerijen werd niet plaatselijk gewonnen, maar per schip aangevoerd. Op zich was dit water wel te drinken, maar de houdbaarheid was beperkt.
Door de verhitting bij de bierfabricage werden ziektekiemen gedood, en het (geringe) alcoholgehalte verbeterde de houdbaarheid in sterke mate.
de meest gebruikelijke drank
De met bier gevulde ketels in de brouwerijen bevonden zich gezien het gewicht in 'bierkelders'. In Brielle, waar het regelmatig hoogwater was, waren diepe kelders dus niet gebruikelijk. Zelfs op de begane grond moesten nog voorzieningen worden getroffen om het water buiten te kunnen houden. Dat is nog steeds te zien bij de ingang van het pand Scharloo 10. Daar zijn de geleiders nog aanwezig waar men bij verwacht hoog water de zo genoemde 'vloedplanken' in kon plaatsen.
Een tekening van J. Buijs in het boek 'de Bierbrouwer' uit 1799.
Het was in die tijd gebruikelijk het woonhuis geheel of gedeeltelijk boven de brouwerij te bouwen. Van de brouwerij 't Gecroonde Hart moet het woonhuis vóór 1639 gebouwd zijn. De brouwerij is dan eigendom van de weduwe van Jan Franszoon Back en haar nieuwe echtgenoot Gerrit van der Mast. De achterzaal van dit pand beschikte in 1987 nog steeds over een uniek, rijk beschilderd plafond. Het uitbundige renaissancekarakter van de versieringen zijn als vroeg 17e -eeuws te dateren. Het is alleen niet helemaal duidelijk wie de versieringen heeft laten aanbrengen. Zowel Jan Franszoon Back als Gerrit van der Mast waren personen van aanzien en zij konden zich een dergelijke luxe wel veroorloven.
Vanaf 1720 is de brouwerij eigendom van Paulus Snellen. Vrijdag 9 mei 1732 gaat de mouterij door een grote brand geheel verloren. Op zaterdag 10 mei doet het stadsbestuur iets voor diegene die bij de brandbestrijding hebben geholpen. De schippersgilde, de zakkendragersgilde, de timmerluyden, metselaars, smits- en kuipersgilden tezamen, de voermans- en groenmansgilden, de kleermakers- en schoenmakersgilden krijgen voor de bewezen diensten elk een vat bier. Bij de militie krijgt elk van de zes compagnien een vat bier en twee pond tabak. Het omgekeerde gebeurt ook: enkelen die geweigerd hebben te helpen, krijgen een boete: "Alle de voorschreven boetens te betalen heden voor zonnen ondergang aan Landen van den Secretaris van Bueren, ten behoeve van den armen".
grote brand
In de daaropvolgende decennia volgde een reeks van eigenaren, die het complex van 't Gecroonde Hart geheel of gedeeltelijk gemeenschappelijk bezaten.
Notaris Hendrik van Kruijne (1735 - 1808), was één van de belangrijkste. In 1786 had hij het woonhuis, no. 8 en 9, als één woonhuis in eigendom. In die tijd heeft hij het geheel van een nieuwe voorgevel in Empirestijl voorzien.
woonhuizen boven de brouwerij
door Rens van Adrighem
In 1869 valt het doek voor de brouwerij, die ongeveer 270 jaar als zodanig heeft bestaan. Bij de openbare verkoping valt het complex in verschillende delen uiteen.
In 1890, koopt Cornelis Spoon Cornz. het dubbele kolenpakhuis Scharloo 5, dat in 1792 door Hendrik van Kruijne gebouwd was als branderij (jeneverstokerij), van Matthijs Vermaas, en zet hij de kolenhandel voort.
In 1895 koopt Cornelis Spoon ook het woonhuis Scharloo 9, waar de familie dan al woonachtig is. Stukje bij beetje volgen verdere aankopen met het resultaat, dat omstreeks 1925 het hele complex, bestaande uit de panden Scharloo 5 t/m 10, in handen van de familie Spoon is. In het complex exploiteerden achtereenvolgens grootvader Cornelis Spoon, zoon Arie Cornelis Spoon met zijn broer en ten slotte kleinzoon Cornelis Jan gedurende een lange reeks van jaren een brandstoffenhandel.
Gevel Scharloo 8, in Empirestijl, uit ca. 1787.
eigenaren
In 1880 breekt Matthijs Vermaas, kolenhandelaar, de voormalige mouterij af om op en van de resten een kolenpakhuis te bouwen. In hetzelfde jaar koopt hij ook het dubbele voormalige brouwerswoonhuis, de huidige nrs. 8 en 9.
In 1890 koopt Cornelis Spoon het kolenpakhuis Scharloo 5,
dat in 1792 door Hendrik van Kruijne gebouwd was als branderij jeneverstokerij, en zet de kolenhandel voort.
In 1895 koopt hij ook het woonhuis Scharloo 9,
waar de familie dan al woonachtig is.
omstreeks 1925 bezit de familie spoon het hele complex, bestaande uit de panden Scharloo 5 t/m 10 en exploiteerden gedurende een lange reeks van jaren een brandstoffen- en bouwmaterialenhandel.
van brouwerij naar brandstoffen- en bouwmaterialenhandel
Met de komst van het aardgas in het midden van de jaren 60
van de 20e eeuw kwam ook het einde van het tijdperk van kolenhandelaren.
Daarnaast exploiteerde de familie Spoon in het complex
met als compagnon Piet Zoetemeijer sedert 1930 tot na de Tweede Wereldoorlog een bouwmaterialenhandel
onder de naam Zoetemeijer & Spoon.
bij gebrek aan een opvolger in de jaren negentig werd
het spoon tijdperk beëindigd.
De zakken kolen werden meestal per paard en wagen aan huis gebracht.
In dit geval door Adrie Laurenssens en Maarten Pothof.
Op het binnenterrein werden balen geschept via de lopende band.
V.l.n.r: Koos Pothof, Maarten Pothof en Cor Spoon.
Het laden van stenen, cement en tegels.
V.l.n.r: Maarten Pothof, Koos Pothof en Cor Spoon.
Voor de haard in de huiskamer waren dat "echte" kolen, antraciet. Voor de keukenkachel voornamelijk eierkolen en briketten. De briketten bleven namelijk "lang liggen", zoals dat werd genoemd. Zij werden voornamelijk 's nachts gebruikt, zodat de kachels 's morgens, na wat husselen met de pook, snel weer konden worden "opgestookt" (het zogenaamde oprakelen).
De kolen werden thuisgebracht in zakken van een mud, Het was eigenlijk een inhoudsmaat van 100 liter, maar het gewicht in kolen lag al gauw om en nabij de zeventig kilo.
de kolen
Wie kent het niet uit de jaren ’50 tot ongeveer jaren ’70 de ‘opdracht’ van je vader of moeder: ‘Vul even de kolenkit’.
Die vulde je dan met de kolen uit het kolenhok op het plaatsje achter het huis of in het schuurtje.
De zakken met kolen waren erg zwaar, wat maakte dat vele kolenboeren last kregen van versleten nekwervels. In later jaren werden zakken gebruikt van een half mud. Omdat de steenkool in grove ongelijke stukjes was gebroken en er dus lucht tussen zat, wogen die ongeveer 35 kg.
NAAR: Brouwerij | Het verval | Details | Kantoor | Nieuwe bestemming | Site inhoud
Rens van Adrighem
10 augustus 2017
leegstand
Begin jaren 2000 belanden de eigenaren van het pand, de heer C. Spoon en mevrouw G. Spoon-de Boef in een verpleegtehuis.
Daardoor ontstaat er een moeilijke situatie en vervallen de panden in een rap tempo in een zeer slechte, zorgelijke staat.
de bijzondere geschiedenis van