van Briellenaren
DEEL 3
“Moeder Maartje”
Maartje Boone- van Tilburg.
Voorzitster van de Huisvrouwenvereniging en de 1-Aprilvereniging.
Zij woonde in de Plantage, en was “De Moeder der Watergeuzen”
“Flip”
Maarten Postema.
Conciërge L.T.S en Tambourmètre Libertatis Primitiae.
“Ik en de directeur hebben besloten” was een bekende uitspraak van hem.
“Charlie”
Aad de Baan.
Taxi’s, ziekenwagen en fietsenwinkel in de Nobelstraat.
“Beertje”
Vlielander.
Textielwinkel in de Voorstraat voor de ‘oudere’ dames.
“de Twee Petten”
Bertus en Piet Roelse.
Stonden altijd op de kermis met hun zweefmolen.
Hadden ook een draaiorgel.
“Swiebertje of Flappie”
Kees van Dijk.
Conciërge MULO.
“Suikerzakkie”
Naam onbekend.
Deze altijd goed geklede man zat altijd op het bankje bij Bas Weijerse van
het tramstationnetje, met een dikke sigaar in z’n hoofd.
“Jan Sik”
Jan Mollebrok.
Huisschilder bij Joop S. Racké en woonde boven de Gruyter op de Markt.
“Tenepikkel”
Arie Steenbergen.
Badmeester gemeente badhuis op het Oranjeplein
en later in het zwembad in de Molenvest.
“Har de Klep”
Harrie Smit.
Was havenmeester en chauffeur bij de brandweer
en woonde bij de Rodebrug.
“Vrouw Tisse”
Mevr. Van Santen.
Bracht o.a. de Margriet rond en woonde op het Maarland Zz.
“Pakkie de Bak”
Jan de Zoete.
Loste zandschepen met zelf-losinstallatie bij Van Driel en riep dat dan altijd.
“De Kuiteprikker”
Carpentier.
Directeur Gemeentewerken en woonde op het Maarland Nz. bij de Kippebrug.
Moest bij een huurster op de bovenverdieping iets onderzoeken en zei:
”gaat u maar voor” en greep haar toen onder haar rok op een zekere plaats.
Moest daarvoor op het stadhuis op het matje komen en schreef toen een brief
aan de betreffende mevrouw waarin hij verklaarde dat God hem even verlaten had.
“Zwarte Sam”
Meester Middelhoek.
Tekenleraar op de L.T.S.
“Jan Dot”.
Jan Rinderknecht.
Woonde in de Langestraat en ging met “de Ijzerenhond”
met melk en zuivelproducten rond.
“Sneeuwwitje”
Mevr. Van Eijsden.
Woonde in de Venkelstraat.
“De Nurp”
Arie van Eijsden.
Gemeente opzichter. Woonde op het Slagveld nabij de Rodebrug.
“Kale Jan”
Jan van Lienden.
Was onderwijzer op de Catharijneschool.
“Karel”
Harrie Smit.
Als iemand zijn naam niet wist zij hij altijd: “Zeg maar Karel”.
Werkte op de Kalkfabriek en later op de houtcentrale “De Eilanden”
Was bij de vrijwillige brandweer en woonde in de Vrouwenhoflaan.
“Lange Aai”
Arie Luijendijk.
Was bode op het stadhuis en ook lid van de vrijwillige brandweer.
Woonde in de Coppelstockstraat.
“Bokkeneus”
Toon Kriensen.
Had stalhouderij op het Maarland Nz.
“Blauwe Janus”
Janus van den Berg.
Was chauffeur op de vuilniswagen waarvan het stuur aan de buitenkant zat.
Woonde in de Nieuwstraat. Zijn blauwe gelaat was de oorzaak van zijn bijnaam.
“De Putter” Of “Oortje”
Arie Roedolf.
Ving puttertjes dmv. een lijmstok en had één klein oor.
“De Geruisloze”
Arie Blok.
Kon niet fietsen en liep daarom altijd.
“Het Vliegwiel”
Jaap v.d.Voorde.
Was kapper in de Voorstraat en keek onder het knippen
altijd naar buiten over de vitrage heen.
NAAR: Deel 4