BIOGRAFIE  HOLLAND

Goed leren, je best doen, je netjes gedragen, met twee woorden spreken, je plicht doen en klaar staan voor anderen, waren de waarden die ons werden voorgehouden.

Mijn lagere schooltijd bracht ik door op de OLS.op het St. Catharijnehof. Daar kreeg ik vooral van meester Rusken, en later meester van Soest, de gelegenheid me te ontwikkelen in het tekenen, waarbij de Catharijne kerk vaak het onderwerp was. Met een blik uit het raam kon je immers aan

de slag.

Op 10 jarige leeftijd won ik een prijs bij een tekenwedstrijd van de gemeente Den Briel

met een tekening voorstellende "IJspret".

Het is dus niet vreemd dat ik na de lagere school naar de Technische school ging.

Na de voorbereidende klas, waar je met alle vakken kennis maakte, besloot ik na lang wikken en wegen voor het timmervak te kiezen. Ik vond namelijk alles wat je met je handen kon doen leuk, of het nu hout, ijzer of verf was.

Na twee jaar kreeg ik mijn timmerman diploma

en kreeg toen de kans in één jaar de schilders cursus te doen. Bij deze opleidingen kreeg ik

op de wallen, gaf poppenkast voorstellingen en schminkte en verklede me graag als clown.

Een vriendinnetje uit de straat vertelde me vele jaren later: "Je maakte altijd van die mooie dingen. Tekeningen, palmpasen takken, te veel om op te noemen.’’

Rond 1956 werd er in de Witte de Withstraat volop gebouwd, en al snel kon je mij daar vinden waar ik de schilders aan het helpen was. 's Zaterdags was ik altijd in de timmerwerkplaats van Henk Steenbergen aan het einde van de Dijkstraat.

tekenles van M. L. Middelhoek, de in Den Briel bekende kunstschilder en tekenleraar.

Niet alleen het tekenen, aquarelleren en het maken van posters, maar ook het bouwtekenen behoorde tot de lesstof. Uit die periode zijn nog enkele werken van mij bewaard gebleven, waarin duidelijk de stijl van Middelhoek te herkennen is. In 1963 verliet ik de LTS met twee diploma´s.

Toen werd pas duidelijk dat "Lakschrijven" het met penseel en plakkaatverf schrijven van prijskaarten was, en dat had ik nu net nog nooit gedaan.

Ik wist niet eens dat dat een beroep was. Maar de chef van de Studio zag wel wat in mij en zou me snel opleiden in dat vak, waardoor ik het in korte tijd onder de knie had. Daarnaast werd ik ook opgeleid in het Decoratie en Etaleurs vak.

Ik mocht hem helpen bij het maken en schilderen van het decor van een gotische gevel van 9 meter breed en 16 meter hoog.

Vanaf die tijd bracht ik vele dagen door in het atelier van deze veelzijdig kunstenaar en "vrat" alles wat mij verteld en geleerd werd. Al spoedig vroegen mijn ouders, meneer Spuijbroek eens te komen praten over de toekomst van hun zoon. "Was het niet beter hem naar de kunst academie te laten gaan?" Daar was Spuijbroek geen voorstander van, omdat hij vond dat het beter was je zelf te ontwikkelen.

Bij die ontwikkeling was Spuijbroek tot zeer grote steun.

Het is alsof hij achter me staat als ik aan het werk ben. "Nooit zómaar iets doen" en "Probeer altijd je ziel er in te leggen en er iets bijzonders van te maken", was zijn levensles.

Na het beëindigen van de Technische school in 1963 ben ik gaan werken in een autospuiterij in Vlaardingen. Daar leerde ik het vak van autospuiter en specialiseerde mij in het mengen van metallic kleuren wat in die tijd alleen handmatig gedaan kon worden.

Ook  beletterde ik bestelwagens. Moest door weer en wind op de fiets naar Vlaardingen. Eerst de veerboot naar Rozenburg, dan met de boot naar Maassluis en ‘s avonds uiteraard andersom. 

Uit die periode is het eerste olieverf schilderij op linnen bewaard gebleven, dat op een avond na het werk in de spuiterij geschilderd is.

Na twee jaar werd ik chef van de Studio en verant-woordelijk voor de winkelaankleding, 24 etalages, en gaf leiding aan twee etaleurs en een leerling decorateur. Ik heb daar verschrikkelijk veel geleerd.

In de Venkelstraat, tegenover het Tromp Museum ging ik naar de kleuterschool.

Waarschijnlijk werd ik daar reeds "besmet" met het 1 aprilvirus, want de wanden van de speelzaal waren

In de militaire dienst kreeg ik te maken met alweer een bijzonder mens.

In 1961 leerde ik Frans Spuijbroek uit Hellevoetsluis kennen. Deze zeer bezielende kunstenaar ontmoette ik door deel te nemen aan een groots door Spuijbroek geschreven en geregisseerd klank en

Mijn ouders, Jo van Adrighem en Corrie Korndörffer,  trouwden op 11 april 1939, en gingen wonen op de bovenwoning van Voorstraat  39, waar zij hun zaak  “Het IJsbeertje” hadden.

Op 9 september 1942 werd Art geboren en 18 oktober 1946 zag ik het levenslicht. 27 mei 1948 kwam Eddy ter wereld en was het gezin compleet.

In september maakte ik met Bert een reis met auto en tent door Europa. Vooral Praag, Istanbul en Athene in Griekenland maakte op ons grote indruk. Ook de overtocht per boot naar het eiland Korfu, en van daar naar Brindisie in Italië, waren om nooit te vergeten. We hebben in drie weken bijna heel Europa doorkruist.

In november leerde ik bij Galeries Modernes Marianne Tax, cheffin van de Klantenservice kennen. Januari 1969 nam ik ontslag bij Galeries Modernes om voor me zelf een reclame en etalageverzorging studio te beginnen.

11 April trouwden we en gingen inwonen bij Mariannes ouders in Spijkenisse.

Ik mocht bijna alle standhouders tot mijn klant rekenen en raakte zodoende in één klap goed bekend. In november verhuisden we naar de Mgr. Smitstraat in Den Briel. Daar lag het grootste werkgebied, en ik kon eigenlijk als geboren Briellenaar niet zonder de Brielse dom.

Aan werk heeft het me nooit ontbroken, en kreeg dan ook snel de bijnaam  "Artistieke Duizendpoot" toegeschreven door de plaatselijke pers. Die schreef: "Je kan het niet zo gek verzinnen of hij staat je met raad en daad bij en weet zijn twee rechterhanden te laten wapperen".

Januari 1970 startte de Brielse middenstand een actie om gelden te verkrijgen voor de bouw van een demontabele poort op de Pieter van der Wallendam. Deze bestond uit een ijzeren geraamte en houten beplating. Ik ontwierp een oorkonde welke de deelnemers met hun naam gekalligrafeerd kregen. Ook kreeg ik de opdracht de poort te decoreren.

In 1950 ging mijn vader voor een  “baas” werken zoals ze dat toen noemden, en verhuisden naar een nieuwbouw woning in de Witte de Withstraat op nummer 16. Daar ben ik dus opgegroeid.

beschilderd met voorstellingen van de Inname van Den Briel, welke ik misschien wel onbewust in mijn geheugen opgeslagen heb.

Dat jaar werd ik gevraagd zitting te nemen in het 1 april bestuur.

Er moest gewerkt worden naar het jaar 1972 waarin het 400 jaar geleden was dat Den Briel ingenomen werd door de watergeuzen.

Sinds de beginjaren voorzag ik jaarlijks de bijna 80 deelnemende Geuzen van schmink en aangeplakte snorren en baarden. In de jaren ’60 samen met Frans Spuijbroek, en sinds 1970 met Marianne.

In juni kochten we op aanraden van de stadsarchivaris

Jac. Klok, het pand Wellerondom 10 met aanleunende percelen in de kaatsbaan van de familie Zaaijer.

De jaarlijkse Maskerade op 5 december, een eeuwenoude traditie waaraan ik vanaf mijn achtste jaar mee deed, dreigde in het slop te raken dus nam ik de organisatie op me.

Vele spektakels zijn op touw gezet met onder andere Frans Verhoef, en later ook met Fons Löbker, om de maskerade nieuw leven in te blazen.

Ook kwam er nieuw leven in “Den Oude Grutterij”.

Op 26 februari 1971 werd onze zoon Ramon geboren.

Vooral het jaar 1972, bij de 400 jarige herdenking van de inname van Den Briel is voor ons als een roes voorbij gegaan.

In januari bouwden we met een handje vol vrijwilligers op de werf van Wim van der Torre een Geuzenschip.

Een  ponton van stalen zand-opspuit buizen met daarop stalen spanten, bekleed met gedecoreerde hardboardplaten.

Dat zelfde jaar werd de bovenverdieping boven de winkel, tot woonhuis verbouwd en ging de broer van Marianne, Rob Tax, daar wonen met zijn vrouw Paulien, die Marianne ging helpen in Den Oude Grutterij.

Op het Wellerondom had de gemeente in juli 1973 een kanon "geparkeerd" om op een van de bastions op de wallen te gaan zetten. Hij stond daar zo mooi, dat wij bewoners, liever hadden dat het daar bleef. Als stunt hebben we in een nacht het kanon, 3500 kilo wegend, verdonkeremaand.

Augustus 1973, begonnen we met het verbouwen van de gebouwen in de Kaatsbaan. In de zestiende eeuw waren dat de stallen van Jacoba van Beieren, en behoorden tot het

Hof van Voorne.

Later deed het dienst al meelmaalderij.

In het midden lag de molensteen van de rosmolen, die rond gedraaid werd door een ingespannen paard, het geen "schuurplekken" achter liet op de muren.

Al snel namen Rob en Paulien toen "Den Oude Grutterij" over.

Elk jaar werd er weer een stukje bij gebouwd aan 't kont en het interieur volledig vernieuwd. Door een vervelend ongelukje in 1974 bij het zagen waarbij ik met twee vingers in de machine terecht kwam, was ik ruim acht weken uitgeschakeld.

Toen vond Marianne het tijd dat ik maar eens aan mijn lang gewenste hobby, het filmen, moest gaan beginnen en werd er een camera aangeschaft.

In 1974 werden de drie bovenverdiepingen boven 't kont van 't paerd van nieuwe vloeren voorzien. De eerste verdieping was verhuurd aan de firma Van der Linden uit de Voorstraat als opslagruimte. De tweede verdieping werd geschikt gemaakt voor Ruud Bergkotte de pottenbakker, om zijn  artistieke vak uit te oefenen en de derde en vierde verdieping werd voor hem geschikt gemaakt voor bewoning. Daar was ook vaak Dirk Pluymers te vinden die aan de overkant in een afgekeurde woning bivakkeerde

September 1975 exposeerde ik een tiental gewassen pentekeningen in de Koffiepot op het Wellerondom. Alle werken werden verkocht.

In 1977 schreef ik het toneelstuk "De zee en de wind, voor vijand en vrind" grotendeels opgehangen aan Rochus Meeuwiszoon, om op te voeren in de Jacobskerk.

In 1978 richtte ik met onder andere Arie Kraak en Bob van Rhoon, de filmclub "Phoenix" op, die om de twee weken bijeen kwam in een zaaltje van 't kont van 't paerd.

In de winter van 1978-1979 ontwierp en bouwde ik samen met Wim van der Torre en een tiental vrijwilligers een nieuw Geuzenschip "De Prince Admirael".

Daarvan maakte ik ook nog een documentaire op smalfilm, waarmee ik bij amateur festivals prijzen won.

Oktober 1980 zag ik bij het uitlaten van de honden, op het Asylplein het woonhuis met werkplaats van mijn Ome Leen van Adrighem te koop staan.

Marianne was niet thuis, maar ik ondernam direct stappen en belde de makelaar. Een vrijstaand huis met grote werkplaats, midden in het centrum van Den Briel op het mooiste en rustigste plein met zicht op de Brielsedom! Wat wil een Briellenaar nog meer?

Marianne schrok zich bij thuiskomst een rotje bij het zien van alle berekeningen gemaakt door manlief, uitgestald op haar bureau, maar ik kon haar toch vrij snel overtuigen.

De aankoop was binnen twee weken geregeld en kon begonnen worden met het verbouwen van de nieuwe woning en het ombouwen en  inrichten van de werkplaats tot een fraaie reclame studio.

Maar..... aan dit leven kwam in 1983 een einde. Rob en Paulien vertrokken met "Den Oude Grutterij" naar de Visstraat en zette daar onder de nieuwe naam "Bric à Brac" de zaak voort.

Ik kon mij niet langer verenigen met de verharding en zeer koele manier van leven in het sterk verloederende Nederland. Om over alle regeltjes en bemoeienissen van bovenaf maar niet te spreken. Als je hard werkte werd je gestraft. Kwam je met je kop boven het maaiveld uit, probeerde men je kop er af te hakken. Zo ervoer ik het leven. De menselijke verhoudingen paste niet meer bij mijn levenshouding.

Mijn geliefde Den Briel was Den Briel niet meer en dat deed me zeer.

Bij ons vertrek op 14 juli 1983 naar Spanje,  kregen alleen de meest intieme vrienden ons nieuwe adres. Een tijdperk werd afgesloten en een nieuw leven gestart.

De vele foto´s, dia's en krantenknippels, zijn de stille getuigen, naast de vele films met geluid, waarmee wij terug kunnen kijken op ons arbeidzaam leven in ons geliefde stadje Den Briel.

Als eerste werd de winkel geheel in stijl gerestau-reerd tot "Den Oude Grutterij" waarin Marianne exposities hield, daarbij kunstnijverheid verkocht. en later uitgebreid met kaarsen en Indiakleding.

Het woongedeelte werd ook van onder tot boven zoveel mogelijk in oude stijl teruggebracht.

Op 2 december 1976 overleed Burgemeester Huurman waar ik dierbare herinneringen aan heb.

Het was niet vreemd als hij na zijn werk op het stadhuis even bij ons thuis, we woonden immers om de hoek, even langs kwam voor een bakkie koffie.

VERVOLG: BIOGRAFIE SPANJE

autodidact    kunstenaar

Rens van Adrighem

Al snel leerde hij mij, leergierig als ik was, ook de kneepjes van het grimeer vak compleet met het maken van aanplakbaarden en snorren. De vriendschap met Spuijbroek speelt ondanks zijn overlijden op 22 mei 1986 tot op de dag van vandaag nog steeds een belangrijke rol in mijn artistieke leven.

Mijn moeder las in de zomer van 1964 een advertentie in de krant, waarin een "Lakschrijver" gevraagd werd op de reclameafdeling van Galeries Modernes, een groot warenhuis in Hoogvliet. Op aanraden van mijn Ouders heb ik daarop geschreven, en mocht komen voor een gesprek.

Januari 1967 riep de militaire dienstplicht. De directie probeerde nog mij te behouden wegens onmisbaar-heid, maar dat verzoek werd afgewezen. Als ik eens

Mijn pelotons luitenant, Bert Julius, afgestudeerd socioloog, wees mij direct aan als persoonlijk chauffeur.

Wat ik daar op het menselijke vlak geleerd heb, is van onschatbare waarde.

In juni 1968 zwaaide ik af en ging weer aan het werk bij Galeries Modernes.

Er was een nieuw spel: "De Tyrannie verdrijven" geschreven door Dr. Voet. Als regisseur was de van TV bekende Peter Holland aangetrokken, maar die kwam twee weken vóór de uitvoering te overlijden.

Spoorslags werd John van de Rest bereid gevonden deze moeilijke taak over te nemen.

Voor het spel maakte ik grote decors en zetstukken.

De kar werd onder het kanon gemonteerd en beetje bij beetje, met veel duw en trekwerk, hebben we het gevaarte naar mijn pakhuis in de kaatsbaan gesleept. Een afstand van nog geen 100 meter, waren we 4 uur zoet mee. De volgende morgen stonden de kranten vol. Niemand wist waar het kanon was. Na twee dagen en nachten werd het gemeentebestuur uitgenodigd voor de terugkeer van het kanon.

Om 20.00 uur gingen de deuren van het pakhuis open en daar zaten wij kabouters. Onder toeziend oog van burgemeester Huurman en de wethouders Vegter en Lesuis, werd het gevaarte terug gesleept. Het werd een groot feest op het Wellerondom tot in de late uurtjes, waarbij burgemeester Huurman de grootste gangmaker was.

Ik begon met het opruimen van de houtkrullen, mocht het hout opvangen als het uit de schaaf-machine kwam en al snel stond ik zelf aan de machines om te schaven. Tijdens vakanties ging ik mee op karwei en altijd maar kijken en vragen naar het hoe en waarom.

lichtspel "In naam van Oranje", waaraan meer dan 150 personen deelnamen.

in de twee weken met verlof kwam ging ik vrijdag ´s avonds en zaterdags werken op de zaak.

In de Witte de Withstraat was ik actief met het bouwen van karren, hutten

In dat jaar werd een grote beurs georganiseerd door de Brielse Middenstand in de voormalige sloepen loods.

Als werkplaats kreeg ik de voormalige Sloepen loods ter beschikking. Steen voor steen, in het totaal 35.000, schilderde ik met kwasten van een meter lang de op de grond liggende platen.

Daarbij van verschillende kleuren gebruikmakende om het geheel zo echt mogelijk te laten lijken.

Tot enkele jaren na het feest in 1972 werd de poort jaarlijks rond 1 april opgezet.

De oude voormalige bakkerij, achter het woonhuis werd Studio/Atelier.

Wim van der Torre had een demontabele kar om schepen te verplaatsen. Met mijn Mehary (een soort open lelijke eend) versleepten we het hele gevaarte.

De molensteen vonden we terug en is in het pand gebleven. De ruimte werd omgetoverd tot een sfeervolle taveerne met de bijzondere toepasselijke naam: "'t kont van 't paerd" en werd door onze vrienden "de kabouters" met een kanonschot geopend op 15 november 1973.

en voor iedereen klaar stond met hand en spandiensten. Ik had vaak zoveel werk, dat de hulp van Dirk zeer welkom was.

We hebben heel wat gefilosofeerd over het leven en in het bijzonder alles wat met Den Briel te maken had.

In Joost Peeren vonden we een waardig opvolger als uitbater van 't kont van

't paerd.

Marianne kreeg eindelijk een rustiger leven op het Asylplein en ik legde mij volledig toe op het reclame werk en mijn grote hobby: Het filmen.