Het moge duidelijk zijn dat de historie van 1 april 1572

al heel vroeg in mijn jeugd een rol speelde.

Uiteindelijk speelt het na zoveel jaren nog steeds een belangrijke rol

in mijn creatieve leven, hoewel ik al sinds 1983 niet meer

in mijn geboorte stadje Den Briel woon.

Den Briel zit gewoon in mijn ziel en daar kom ik nooit meer vanaf.

Achter het kanon staat Aren van der Vlugt met zijn trompet. Links Briellenaar Lex Kraaijeveld, mr. Vrolijk en Cok Smit.

Foto's uit 1973 door Hans de Regt.

Kranslegging door de 1 aprilvereniging en andere Brielse verenigingen bij het Noordpoort Monument tijdens de herdenking om de 5 jaar op 1 april.

Rens van Adrighem

Door


DE  NOORDPOORT

IN MIJN JEUGD

Het grootste deel van mijn jeugd bracht ik door op de wallen. Op en rond de Noordpoort speelde we als Brielse schoffies volop.

Kijkje vanaf het Bastion, vanwaar je ook het Stenenbaak, Rozenburg en Maassluis en bij helder weer zelfs Rotterdam kon zien. Als je daar kwam klom je bijna altijd als eerste de bunker op.Bovenop het Bastion kon je prachtig uitkijken.

In noordelijke richting had je daar een prachtig uitzicht op het eiland Rozenburg met zijn vele boerderijen en zag je de kerk van Maassluis. Iets oostelijker zie je zo als ook nu nog, de Prikkevest met het Ravelijn.

Toen had Kraaijeveld daar zijn schapen lopen en lagen er wat boten. Onder andere een doorgezaagde halve eikenhouten roeiboot die ik mocht hebben en daar jaren plezier van heb gehad.

Bij helder weer zag je vanaf de bunker de schoorstenen van de raffinaderijen bij Pernis en zelfs Rotterdam.

Op een dag was ik met Jack. Lobs uit de Dijkstraat op het Bastion aan het vliegeren met een vlieger van wel twee meter groot en moesten we - omdat het nogal hard woei - de staart verzwaren met een IJssel steentje. Er moest zelfs nog een tweede steen bij, zoveel wind stond er.

Toen we het gevaarte eindelijk met zijn tweeën met de grootste moeite in de lucht hadden en we het vliegertouw een vijf en twintig meter hadden laten vieren, brak het touw en belandde de vlieger in het riet aan de overkant van de Prikkevest, op het land van Kraaijeveld. Van de vlieger was niets meer over.

DE BUNKER

In zuidelijke richting keek je uit over ‘de Briel’, zo noemde je ’t Brieltje.

Op de voorgrond het houten hek dat de wallen ’s nachts afsloot van de Dijkstraat en de loodsen van visboer Jordens, drankenhandel Hartensveld, de halfronde loods van Pauw van Adrighem, de grote bunker in de wallen en de stadsschuur.

Later werden op die plaats woningen gerealiseerd.

In noord westelijke richting de groene Brielse Maaskant en het Stenen Baak. Ook daar gingen we vaak op de fiets via de Bollaarsdijk naartoe om te spelen.

Midden op het Bastion lag een betonnenplaat met daarin de tekst: L.W.P.  BRIELLE ANNO 1939. Aangebracht bij de oprichting van de 1 aprilvereniging in 1939.

Dat lukte gelukkig, waardoor Den Briel en het eiland Voorne van een ramp bespaard is gebleven.

In 1962 bood Henk Steenbergen Burgemeester van Zwieten een vlaggenmast met drie vlaggen aan.

Hannes had altijd een pruim of shagje in zijn mondhoek en zat vaak de stront van de kont van de schapen af te halen.

De wallen lagen vol met schapen keutels, die we schapen dropjes noemden. Die deden we wel eens in een papieren puntzakje, en lieten de wat kleine kinderen wel eens proeven. 'Hier,… neem een lekker droppie.'

Hannes ligt begraven op de begraaf-plaats aan de Hellevoetse Achterweg.

Op zijn grafsteen staat vermeld: “Hannes Verwoerd, In leven schaapherder te Brielle”.

Op het ravelijn liepen halverwege de jaren vijftig altijd de schapen met schaapherder Johannes Verwoerd (1905-1968).

In 1972 werd bij het 1 april monument ter gelegenheid van het tot beschermd stadsgezicht benoemen van de binnenstad en als start van de restauratie van de wallen, een kanon afgeschoten door de commissaris der Koningin van de provincie Zuid-Holland, Mr. Vrolijk.

Links op de achtergrond sta ik met een onbekende en daarnaast Fons Löbker.

Rens van Adrighem

24 januari 2021

Op de vroege morgen van 1 april 1959 ben ik als 12-jarig jochie met witte kalk teksten gaan kalken op straat.

Op de televisie had ik gezien dat dat bij de Tour de France werd gedaan en wilde wat leven in de brouwerij brengen rond 1 april.

Soldaatje spelen, vliegeren, hagedissen vangen aan de voet van de fundering van de stadsmuur, kortom: we vermaakten ons daar prima.

Je kon daar ook altijd heerlijk vliegeren. Vliegers maakte ik altijd zelf. Bij Steenbergen versierde ik dan wat latjes en bij van der Linden in de Voorstraat kon je de mooiste kleuren vliegerpapier en vliegertouw kopen.

Die eerste keer toen ik bij de Julianabrug ‘1 APRIL KIKKER IN MIJN BIL’ kalkte, nam politieagent Koos van ‘t Hof - die bij ons in de Witte de Withstraat woonde - mijn kwast en witkalk in beslag en moest ik me uit de voeten maken.

Uiteindelijk werd het kalken een jaarlijkse traditie. Dit was in 1964 toen ik aan het begin van de Dijkstraat  ‘NAAR DE NOORDPOORT’ schilderde.

Tijdens de watersnoodramp in februari 1953 was het daar een drukte van belang, omdat het er om hing of ze het gat in de dam bij Oostvoorne konden dichten.

In 1959 plaatste ik vóór de poort een stellingpaal met daaraan een kraaiennest met daarin een Watergeus met verrekijker en een ra met een bruin gordijn dat ik van mijn moeder bietste, als zeil.

Op de top van de mast stond een goudkleurig geverfd Geuzenschip als windvaan, die uitgezaagd was uit een aluminium plaat  in de werkplaats door verschillende personen. Iedereen die daar zin in had kon zijn steentje bijdragen. Ook ik heb daar vele uurtjes aan staan zagen en vijlen.