De molenstenen bevonden zich op een verhoging. Aangezien het spoorwiel van de rosmolen trager draait dan het aswiel van een windmolen, is de overbrengingsverhouding groter, namelijk 16 op 6.

De rosmolen

zo hij er

uitgezien moet hebben

Paarden dreven de rosmolen in de maalderij aan. Zij werden regelmatig bij hun werk afgelost. Ze hielden vaak zelf een zandloper in de gaten. Zo gauw de zandloper leeg was, stopten ze met lopen. Als het paard niet tijdig werd gewisseld, werd het gek. Het kreeg dan 'de kolder in de kop'!

De kolder of koller was de rondgang in de rosmolen.

De exacte datums van het functioneren van de Rosmolen zijn moeilijk aan te geven.

Zeker is in elk geval dat er rond 1575 begonnen werd met het malen van grutten en dat hij bijna twee eeuwen dienst heeft gedaan. Gezien de ‘schuurplekken’ van de kont van het paard op de muren van het pand die een diepte van zeker 8 cm. hadden, mag dat volgens mij zeker wel vastgesteld worden.

Het enige dat we terug vonden van de Rosmolen bij het uitgraven van de vloer, waren de molensteen en de koller of kolder, de cirkelvormige rondgang om de molen, die bestond uit harde gele steentjes.

Volgens aantekeningen rond het jaar 1575, is men in de voormalige stallen van Het Hof van Voorne,

het hoge pand Kaatsbaan 1 (toen Kolffslop) begonnen met het malen van grutten en granen met een rosmolen. In de grutterij werden deze producten verkocht.

De molensteen hebben wij altijd in het pand gelaten waar we hem hadden gevonden.

Wij vonden (en vinden dat eigenlijk nu nog) dat hij daar thuis hoorde.


In de negentiger jaren is hij in een muur gemetseld van de ‘Vergulde Colff’, het pand Wellerondom 10.

Onder ‘grutterij’ kan men twee dingen verstaan.

In de eerste plaats het bedrijf, ook wel grutmolen genoemd, waarin ‘grutten’ gemaakt werden, d.w.z. waar de zaadkorrels van boekweit en bepaalde graansoorten (gerst en haver) in kleine stukjes werden gebroken. Dit was goedkoop voedsel en werd als pap gegeten. De boekweit werd in de grutterij eerst op een eest gedroogd. Op de eest is de bast al voor een deel gesprongen, hij wordt nu van de gepelde korrel losgemaakt en de zo gepelde korrel wordt tegelijkertijd gebroken tussen de breekstoel aangedreven door de rosmolen. Gebroken boekweitkorrels worden grutten genoemd. De grutten worden gereinigd door middel van zeven en vervolgens gemalen tot boekweitmeel. Gerst, granen en tarwe werden vermalen tot hop voor de bereiding van bier.

Tot ongeveer 1775 vonden deze werkzaamheden dus plaats in het pand Kaatsbaan 1, met de rosmolen.

Hoe werkte nu deze Rosmolen? In het midden stond een zware houten spil, de koningsspil of boom.

Aan de onderkant van deze centrale spil bevond zich een ijzeren pen (taats) die draait in een taats- of vet-pot die in de ankerbalk ingewerkt is. Daardoor kreeg men wat meer ruimte in het niet al te grote gebouw. Beneden de staart werd het paard met een zwingel vastgemaakt, die de molen deed draaien. Een vastgemaakt touw leidde de paarden en belette hen rechtdoor te lopen.

De grutter was eveneens zowel de man, die grutten maakte (ook wel gorter, grut- of gortmolenaar of boekweitmulder genoemd), als de winkelier, die ze verkocht. Vaak gingen deze beroepen ook samen.

In de tweede plaats de winkel, waar ‘grutterswaren’ verkocht werden: behalve de grutten zelf ook

andere ‘droge’ waren, zoals erwten, bonen en meel.

Grutten en boekweitmeel vormden eeuwenlang het volksvoedsel, totdat de aardappel werd ingevoerd.

Grutten gingen in de pap, van boekweitmeel maakte men boekweitpap, pannenkoeken en poffertjes.

Naast deze producten verkocht men in de grutterij van Zaaijer aan het Wellerondom ook alle soorten granen en zaden voor pluimvee en vee voeders.

Geachte heer van Adrighem,

Mijn complimenten voor het onderzoek naar de geschiedenis van de Grutterij en alles wat daar verder bij kwam kijken. Het is een heel lezenswaardig verhaal geworden, dat ongetwijfeld in Brielle veel lezers zal vinden. Bovendien is het een welkome aanvulling voor ons archief. Ik heb niets gelezen dat fout is of waar ik aan twijfel. Het enige waar ik vraagtekens bij zet is het verhaal over de onderaardse gang vanuit het hof naar het stadhuis of de kerk. Wel weet ik dat het gerucht gaat dat er dergelijke gangen zouden zijn, maar die verhalen worden in elke oude stad vertelt. Eerlijk gezegd zie ik dit dan ook als het bekende 'broodje aap verhaal', maar toegegeven: er gebeuren vreemdere dingen. Daarbij is het gelukkig dat de toegang naar wat dan ook bewaard gebleven en slechts met een laag beton bedekt is. Zodoende kan later worden onderzocht wat de gang precies inhield.

Met vriendelijke groet, Aart van der Houwen

Het onderzoek naar de panden is op mijn verzoek gecontroleerd door Archivaris A. van der Houwen

van het Streekarchief Brielle. Ik kreeg onderstaand antwoord, dat ik u niet wil onthouden.

Rens van Adrighem
Jávea - Spanje, augustus 2007

NAAR: De Index

De historie van Grutterij en Rosmolen

’t Kont van ’t Paerd

door Rens van Adrighem