“Wij houden van ons Brieltje”

-1892-



Wij houden van ons Brieltje,

dat door zijn groen omkranst,

Haast als een klein juweeltje

de vreemdeling tegen glanst.

En waar wij mogen dwalen,

te water of te land,

Dat klein maar dapper Brieltje,

blijft in ons hart geplant.


Al ligt het daar verlaten,

nabij het Westerstrand,

Het heeft zijn naam doen klinken,

door heel het vaderland.

Roemt Holland voor de wereld,

zijn admiralen luid.....

Hier voeren drie als jongen

het Brielse zeegat uit.


Het heeft wat barre heren

de poorten uitgezet;

Niet buigen, liever bersten,

dat is de Brielse wet.

Dat hebben de Spanjolen

en Fransen hier verstaan.....

Wie hier de baas wil spelen,

die moet maar verder gaan.


Maar wie als vriend wou komen,

Wie hart’lijk was en goed,

Diep staat zijn naam geschreven

In ieder Briels gemoed,

Dat harte, zo gesloten

Waar barsheid wordt gehoord,

Luikt als een bloemknop open

Bij ieder vriend’lijk woord.


Wij houden van ons Brieltje,

waar eens in bange tijd

het teken werd gegeven,

dat Neerland heeft bevrijd.

Waar voor het eerst omhoog ging

de vlag van Nederland,....

Dat klein maar dapper Brieltje

blijft in ons hart geplant.


De in Den Briel geboren, Jan de Klerk (1860-1940) werkzaam als muziek onderwijzer, stadsbeiaardier en zijn

tijdgenoot Johan Been (1859-1930) onderwijzer, schrijver van boeken en ook archivaris van Den Briel,

hebben samen onder andere de bekende Brielse liedjes:

“Wij houden van ons Brieltje”

en “De Franse commandant” uitgebracht.

Johan Been maakte de teksten en De Klerk de composities.


Deze liedteksten blijken na meer dan een eeuw

nog steeds een bepalend onderdeel te vormen van de vooral

oudere Brielenaren.


Langzaam aan -maar sneller dan gewild- zullen ze echter

steeds minder “beleefd” worden en misschien zelfs wel verdwijnen.


Om dit laatste te voorkomen

leek het mij nuttig de lied teksten onder de aandacht te brengen.

NAAR: Site inhoud

“In naam van Oranje”


In naam van Oranje, doe open de poort!
De watergeus ligt aan de wal:
De vlootvoogd der Geuzen, hij maakt geen akkoord
Hij vordert Den Briel of uw val
Dat is het bevel van Lumey, op mijn eer
En burgers, hier baat nu geen tegenstand meer
De watergeus komt om Den Briel!    (2x)

De vloot is met vijfduizend koppen bemand
De mannen zijn kloek en vol vuur
Een ogenblik nog en zij stappen aan land
Zij wachten bericht binnen 't uur
Gij moogt dus niet dralen, doe open de poort!
Dan nemen de Geuzen terstond zonder moord
Bezit van de vesting Den Briel!    (2x)

Komt, geeft de verzeek'ring, 'k moet spoedig terug
De klok heeft het uur reeds gemeld
Ik zeg 't u, geeft gij mij de sleutels niet vlug
Dan is reeds uw vonnis geveld
De wakkere Geuzen staan tandknersend daar
Zij wetten hun zwaarden en maken zich klaar
En zweren: de dood of Den Briel!    (2x)

dringt men Hier naar buiten, daar schoolt men bijeen
En spreekt over Koppelstoks last:
De stad in hun handen of anders den dood...
't Besluit tot het eerste staat vast!
Maar nauw'lijks is hiermee de veerman gevleid
Of Simonsz. de Rijk heeft de poort gerammeid
En zo kwam de Geus in Den Briel!    (2x)

Brielse liedteksten

Rens van Adrighem

door oud     Briellenaar     

“De Franse Commandant”

-1888-


Zeg, Brielle, houd je rustig.

Zo sprak de Franse commandant,

Of ‘k schiet met mijn kanonnen

de hele boel in brand.

Denk niet dat op je toren

ooit prijken zal d’ Oranjevlag.

Buig u voor Frankrijks driekleur,

vol eerbied en ontzag.

Refrein:


Maar och, de Franse commandant

Had niet het noodlot in zijn hand.

En niet Den Biel,

maar de driekleur van de Fransman werd verbrand.

En aan den avond van dien dag,

ontplooide zich d’ Oranjevlag.


Terwijl de kogels floten

Door Brielle’s straten

En den wil des commandants

verkondden aan ‘t kroost van één April,

Was stil een troepje burgers

‘t Stadhuis van achter ingegaan,

En dàt was aan zijn aandacht

Geheel en al ontgaan.....

Refrein:


Maar och, de Franse commandant

Had niet het noodlot in zijn hand.

En niet Den Briel,

maar de driekleur van de Fransman werd verbrand.

En aan den avond van dien dag,

ontplooide zich d’ Oranjevlag.


Daar vloog ‘t stadhuisraam open.....

Daar schoot men op de Fransen neer,

‘t Kanon moest  weldra zwijgen

voor ‘t scherp gericht geweer.....

En onze klein kogels,

Die joegen met een hoongefluit

Dien baas en al zijn Fransen

De Brielse poorten uit.....

Refrein:


Maar och, de Franse commandant

Had niet het noodlot in zijn hand.

En niet Den Briel,

maar de driekleur van de Fransman werd verbrand.

En aan den avond van dien dag,

ontplooide zich d’ Oranjevlag.

Het volgende lied vertelt het heldhaftige verhaal

van de Briellenaren, die onder leiding van

A.H. van Kruyne (1785-1877) op 1 december 1813

de Fransen uit Den Briel wisten te verdrijven.

Tot slot het “In naam van Oranje”, geschreven door

A.J. Schooleman.

Het zal duidelijk zijn dat eigenlijk heel Nederland

dit liedje over de vrijheid wel kent

en zelfs mee kan zingen.

Op zijn minst het eerste couplet.

Het is denk ik niet ongegrond aan te nemen

dat de authentieke Briellenaar zijn mening betreffende

zijn geboortestad Den Briel

-misschien wel onbewust-

min of meer verbind met de liedteksten

van zijn voorvaderen.


In de huidige tijd zal dit al snel als “blijven steken in het verleden” bestempeld worden.

Maar op zijn minst geven de liedteksten een

historische en waardige terugblik.

Rens van Adrighem

“Wit Rood Wit”

-1892-


Wanneer ‘t geloei der branding,

Als wee-gehuil weerklinkt

En ‘t rood der avond zonne

In ziedend schuim verzinkt,

En voor den armen zwervling

De vrouw des zeemans bidt,

Dan weeft zich langs de baren

Het Brielse Wit Rood Wit.

Wij groeten U met diep ontzag;

Heil driewerf heil,

O Brielse vlag

Wij groeten U met diep ontzag;

Heil driewerf heil,

O Brielse vlag.


Eens gleed langs witte branding

Dat stervend avondrood,

En scheen het graf te wijzen

Der kleine Geuzenvloot.

Maar... rode vlammen vlogen

Door de witte wolken heen,

En voor een mast zonk krakend

de Brielse poort ineen.


O, vuur’ge wolk der vaad’dren,

Die hun ten Gids mocht zijn,

O, morgenrood,

geboren Uit avondzonneschijn...

O, vlag uit schuim geweven,

En stervend avondrood...

O, Brielse vlag,

wij blijven U trouw tot in den dood.

Het lied “Wit Rood Wit” werd geschreven door 

Joh. H. Been, als loflied voor de Brielse vlag. 

De muziek is van G. Kruyt.

“De Scheepsjongen”

-1905-


Maarten, hoe staar je zo lang naar dien toren,

Ach door een traan in een nevel gehuld?

Sta je daar zo in gepeinzen verloren

Nu toch je vutigste wens is vervuld

Klink nog je moeders vaarwel U in d’Oren

Knaap aan haar tranen hadt gij nog geen schuld;

Wie voor het leven op zee is geboren;

Hem lokt de golf, die zich schuimende krult.


Maarten, hoe staar je zo lang naar die bomen,

Wevend een groenende krans om den Briel;

Wat heeft je zin en je ziel ingenomen,

Dat je de deining niet voelt van de kiel?

Heb je dat doffe geruis al vernomen,

Zie je dat golvend gewoel en gewiel?

Maarten, O Maarten, de tijd is gekomen

Waarnaar je haakte met hart en met ziel.


Maarten, hoe staar je zo lang naar die toren?

Doet hij je thans een wèl droevig verhaal?

Zie ginds het Westen eens glooien en gloren,

Of U de zee als haar gunstling onthaal...

Maarten, hoe staar je zo lang naar die toren?

Eens zal je groeten zijn trillend metaal.

Scheepsjongen thans, op de zee als verloren,

Eenmaal haar meester, haar grote-admiraal.

Ook het lied “De Scheepsjongen” werd geschreven door

Joh. H. Been.

De muziek is van A. G. van Oldenbarneveld.

“Lage Schoentjes”


Nog vóór dat Alva kon vernemen,

Dat hij zijn bril verloren had,

Bezwoer Bossu zijn Spaanse krijgers;

Zegt kloeke knapen, rept je wat.....

Wij zullen om dien bril te zoeken,

De vlammen jagen langs de ree;

Die varenslui, die watergeuzen,....

Ik werp dat volk weer in hun zee.

Pas op pas op...

Bossu Je praat wat al te stout;

Je weet niet, ...

hoe de zee Van onze zwalkers houdt.

En permitteer ons deze vraag:

Zijn soms je schoentjes niet te laag?

En permitteer ons deze vraag:

Zijn soms je schoentjes niet te laag?


Toen riep Bossu: “Verwenste Geuzen,

Geef mij terstond den bril terug”.

Maar onze zeelui riepen lachend

“Een eindje teertouw op je rug”.

Toen kwam de Spanjaard aangevlogen:

“Jou zeebonk, met je teer en pek,

Dat eindje teertouw zul je strakjes

Wel voelen om je plompe nek”.


Refrein:

Pas op, pas op, Bossu. Je praat wat al te stout,

Je weet niet, hoe de zee van onze zwalkers houdt,

En permitteer ons deze vraag:

Zijn soms je schoentjes niet te laag? (Bis).


Wat werd er toen verwoed gevochten,

Maar hoe de watergeus ook streed,

En hoe hij klappen rond zich deelde,

Het werd hem op den duur te heet,

Toen Rochus Meeuwiszoon dit merkte

Nam hij een kort en kloek besluit;

“Wacht, jongens, ik ga water halen....

Houdt nog een poos dien vuurgloed uit”.


Refrein:

Pas op, pas op, Bossu. Je praat wat al te stout,

Je weet niet, hoe de zee van onze zwalkers houdt,

En permitteer ons deze vraag:

Zijn soms je schoentjes niet te laag? (Bis).


Hij komt bij ‘t Nieuwelandse sluisje,

En steekt en hakt en wringt en port....

Toen zei de Spanjaard na een poosje:

‘t Is net alsof ‘t hier vochtig wordt.

Toen trokken onze watergeuzen

Hun hoge zeemanslaarzen aan

En lachten “Heren Spanjaards....

Kon je nu maar in ònze schoenen staan”.


Refrein:

Pas op, pas op, Bossu. Je praat wat al te stout,

Je weet niet, hoe de zee van onze zwalkers houdt,

En permitteer ons deze vraag:

Zijn soms je schoentjes niet te laag? (Bis).


De Spanjaards plasten door het water,

Zo vies en angstig als een kat,

De Geuzen sarden:”Mooie heertjes, Past op...

Je voetjes worden nat....

Ik zou eens in een drafje lopen,

Net als de jongens langs de kant”.

En joegen lachend de Spanjolen

Voor eeuwig uit het Brielse land....


Refrein:

Helaas. helaas. Bossu, Wat is je moed verflauwd...

Zo zie je, hoe de zee van onze zwalkers houdt.

Och, wie het met oud-Holland waag´...

Die kiez´ zijn schoentjes nooit te laag. (Bis).

Het onderstaande lied, geschreven door Joh. H. Been,

Verteld over Bossu die een poging deed

Den Briel te heroveren op 5 april 1572.

“Wij Brielsche Voetballisten”

-1920-


Wij Brielsche Voetballisten

zijn jongens van de daad,

En wie dat nog niet wisten,

Die leven veel te laat.

We komen om te winnen,

Maar halen wij een strop,

Opnieuw maar weer beginnen:

Eens gaat de vlag in top!


Refrein: Haillio voor B.V.V.

Daar is het emmes matchen mee,

En ’t klinkt luid in blij hoezee:

Lang leve B. V. V.


Wij Brielsche Voetballisten

We kijken naar geen schram,

Maar lage of looze listen

Staan niet op ons program.

En zijn we soms verslagen,

Dan doen we als een mug:

Hoe men die weg wil jagen

Die komt altijd terug.


Refrein: Haillio voor B.V.V.

Daar is het emmes matchen mee,

En ’t klinkt luid in blij hoezee:

Lang leve B. V. V.


Wij Brielsche Voetballisten

Doen niet aan zeurderij,

Maar laten ons niet kisten

Of zijn er zelve bij.

In voor- of tegenspoed blijde,

Gezond naar lijf en ziel,

Zoo zijn ten alle tijde

De jongens van den Briel


(op de wijze van het Brielsche Vlaggelied)

Uit de rijke geschiedenis van het stadje Den Briel.

Teksten die ontegenzeglijk geworteld zitten in de ziel

van de geboren Briellenaar.

Den Briel kent enkele aan de geschiedenis gerelateerde liedjes die bij authentieke Briellenaren een wezenlijke betekenis hebben.


Ze vormen een belangrijk onderdeel van hun opvoeding

en wie de teksten goed leest zal het “wezen” van de Briellenaar

beter kunnen begrijpen.

Je kan wel stellen dat de tekst van dit Brielse Volksliedje

-dat in de ziel van de Briellenaar geworteld zit-

precies zijn of haar gevoel van vrijheid en de liefde

voor het stadje verwoord.

Ook in latere jaren, met name 1992

verschenen er twee typisch Brielse liedjes.

Op de volgende pagina kunt u daar kennis van nemen.