Dit hele gebeuren en het leren kennen van zo'n groot, bezielend kunstenaar als Frans Spuijbroek heeft op mij een zeer grote indruk gemaakt en is in mijn verdere artistieke leven van grote waarde geweest.
In 1962 hebben mijn ouders een gesprek gehad met ‘meneer’ Spuijbroek, om te vragen of het verstandig zou zijn mij naar de kunstacademie te sturen. Dat raadde hij af, omdat hij van mening was dat het beter was dat ik me zelf zou ontwikkelen. ,,Tijdens mijn opleiding zo sprak Spuijbroek, kreeg ik de eerste maanden steeds te horen dat ik nog geen punt aan een potlood kon slijpen. En door het uitgebreid tekenen van het menselijk lichaam, wist ik meer van spieren en botten dan een arts.