Ed vertelde mij:

,,Op de morgen van 4 maart 1943 rond 10 uur, stond mijn vader in de deuropening van onze woning in de Langestraat te kijken naar de lucht, omdat het luchtalarm afging en het geronk van vliegtuigen te horen was. Er kwamen 5 bommen naar beneden, waarvan er twee op het badhuis, de meisjes-vakschool en de ambachtsschool - rechts aan de overkant - terecht kwamen. De Ravage was enorm. Mijn ouders en mijn broer bleven ongedeerd. Ik zat op de kleuterschool in de Venkelstraat. Tijdens het luchtalarm moesten we van de juf onder de tafel kruipen. Na de inslag rende ik snel naar huis via het Catharijnehof en het straatje bij groenteboer De Bo de Langestraat in en trof mijn vader - dik onder het stof - alles bij elkaar rapend aan. Dat hebben die rot moffen zeker gedaan! riep ik. Stil! gebood vader, bang dat dat gehoord zou worden natuurlijk.

De buurvrouw was een slechter lot beschoren. Die was door de enorme luchtdruk in de waterput terecht gekomen en overleefde het niet.”

Ed vertelde verder:

,,Mijn vader en moeder hebben daarna dagen door Den Briel gelopen om een andere woning te kunnen krijgen. Ze hadden twee weken om een andere woning te vinden, anders zouden ze op transport gesteld worden. Niemand wilde hen helpen. Het Joods zijn van mijn vader was de oorzaak dat niemand hen durfde te helpen. Ik werd liefdevol opgenomen bij ome Leen Gorzeman, een broer van mijn moeder in Oostvoorne en Maup vond onderdak bij de familie Brons in de Nobelstraat.

Op een dag kwamen vader en moeder lerares Fortuin-Drooglever tegen die vroeg waarom mijn moeder zo huilde. “Als we binnen twee weken geen andere woning hebben worden we op transport gesteld” was haar antwoord. Mevr. Fortuin, die op het Slagveld woonde, bedacht zich geen seconde en zei: “Francina wordt mijn huishoudster en Mozes mijn administratief medewerker en jullie komen bij mij wonen.”

Het werd echter steeds moeilijker voor de mannelijke bevolking omdat die opgepakt werden voor de ‘arbeidseinzats’. Dus al helemaal voor Joodse mensen. Er waren vaak razzia’s en mijn vader vluchtte dan een boomgaard in. Op een dag was mijn vader tijdens een razzia boven in huis. Hij wist niet dat er Duitsers in de gang stonden. “Is dat je vader?” vroeg de soldaat. Ja dat is mijn vader zei Maup, want die sprak een beetje Duits. “Mit kommen” blafte de Duitser en ze moesten mee naar het stadhuis naar de ortscommandant. Er was afgesproken dat als vader opgepakt zou worden gezegd zou worden dat hij “doof stom” is. Zo gezegd zo gedaan en ze werden huiswaarts gestuurd.

Dat mijn vader uiteindelijk nooit is opgepakt, is waarschijnlijk ook te danken aan het feit dat de vrouwen van de plaatselijke NSB’ers dansles bij hem genoten hadden.

HERINNERINGEN VAN ED PHILIPSE

De ravage na het bombardement

in de Langestraat.

In 1945 konden we eindelijk na veel problemen onze intrek weer nemen in de panden aan de Nobelstraat. Het schandalige is dat mijn ouders overdrachtskosten hebben moeten betalen voor hun eigendom. Het hele pand was volledig uitgewoond en de bioscoop was vol met hakenkruisen geschilderd en zat onder de vlooien. Beetje bij beetje zijn we de boel gaan opknappen waarbij Roelse - die op de kermis altijd met een zweefmolen stond - alles schilderde. Aan één hand had hij maar twee vingers, want hij had met zijn hand tussen een snaar van de motor van de zweefmolen gezeten. “Het hele pand is met twee vingers geverfd”. 24 september 1945 opende de bioscoop weer haar deuren.

De vleugel van ome Jac. Philipse heeft mijn vader nog kunnen achterhalen. Die stond in Oostvoorne in een Kinderkolonie, maar men weigerde die terug te geven.”

door

Rens van Adrighem



De Philipses

In de Tweede Wereldoorlog

DONKERE WOLKEN

Mei 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit

Het gezin Philipse betrok toen een woning in de Langestraat. Omdat Mozes zijn vrouw Francina geen jodin was, mochten ze met hun zonen Maup en Ed in Den Briel blijven.

Op 31 januari 1942, werden bij alle openbare gebouwen in Den Briel de bordjes 'Verboden voor Joden' afgegeven, dus ook bij de bioscoop Luxor.

Van 1943 tot 1945 was een Duitsgezinde ober kelner B.P. Holthuysen uit Rotterdam de exploitant.

Op 27 oktober 1942, liepen Jac. Philipse met zijn vrouw Rica en ook de families Gazan, Katan en Michel Cohen met zijn zuster Esther, voor het laatst door de straten van Den Briel.

Zij waren opgeroepen door de Duitse bezetter om zich te melden op het stadhuis om ingezet te worden voor de arbeidsinzet. Ze zouden naar Ommen vervoerd worden. Het trammetje, dat hen naar Rotterdam zou brengen, stond bij het station te wachten.

De oude moeder Philipse-van Buren, die ook moest vertrekken, was al 97 jaar en werd samen met haar geestelijk gehandicapte dochter met een auto vervoerd. Iedereen die dit heeft gezien in Den Briel besefte, dat hier geen sprake kon zijn van arbeidsinzet.

DEPORTATIE

Op de morgen van 4 maart 1943 rond 10 uur, ging het luchtalarm en was het geronk van vliegtuigen. Een Amerikaanse bommenwerper verloor 5 brisantbommen boven Brielle, waarvan er drie in de Langestraat op het badhuis, de meisjes-vakschool, de ambachtsschool en de land en tuinbouwschool vielen. Aan het Slagveld en op de Dijkstraat vielen ook een bom. De schade was enorm. Er werden 17 kinderen gedood en vijf kinderen zwaar gewond. Behalve de kinderen werden ook nog 1 vrouw gedood en twee zwaar gewond.

In de Nieuwe Brielse Courant van 9 maart 1943 - die  gecensureerd werd - stond:

Bomaanval eischte vele doden.

Op 4 Maart even na 10 uur des ochtends viel een formatie Amerikaansche bommenwerpers plaatsen in het kustgebied in het Zuidwesten van Nederland aan. Op een school in het militair en oorlogs-economisch volkomen onbeteekenend plaatsje Brielle werden o.a. verscheidene brisantbommen neergeworpen. Hierdoor werden 17 Nederlandsche kinderen gedood, vijf kinderen zwaar gewond. Behalve de kinderen werden ook nog 1 vrouw gedood en twee zwaar gewond. Deze terreuraanval werd uitgevoerd bij ’n zeer goed zicht, zoodat deze aanval niet op een vergissing kan berusten.

BOMMEN OP HET STADJE

Het Slagveld en de Dijkstraat.

Ambachts- meisjesvak- en de landbouwschool

in de Langestraat.

Mei 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit. De oorlogsdagen tussen 10 en 14 mei verliepen in Den Briel vol onzekerheid. Er kwamen vluchtelingen uit Veenendaal die opvang vonden en ook diverse Joden arriveerden in Brielle, in de overtuiging dat ze van hier per boot naar Engeland konden reizen. Tegen de avond van 14 mei werd duidelijk dat Nederland had gecapituleerd. De hele dag was al te zien dat Rotterdam in brand stond: grote rookwolken rezen tot hoog in de hemel. De volgende dag arriveerde de eerste Duitse instructie. De bezetting was begonnen.

Februari 1941 bepaalde Oberst Leutenant Nitsche dat de Briellenaren zich maar moesten schikken naar de bezetters, zoniet goedschiks dan maar kwaadschiks. De Joodse families die in Brielle woonden, Gazan, Cohen, Philipse en Katan waren mikpunt van de Duitsers. Ze moesten hun zaken sluiten en maar zien hoe ze aan de kost kwamen.

Van 1941 tot 1942 benoemde de Duitse bezetter een Duitsgezinde exploitant, Dr. Peter Zimmer. Mozes en zijn gezin moesten hun café-restaurant en bioscoop ‘Luxor’ verlaten.

Al deze families, behalve Jac. Philipse, zijn om het leven gekomen in concentratie kampen. Jac. Philipse had in zoverre geluk dat hij, in plaats van naar Ommen, vervoerd werd naar het Joodse Ziekenhuis in Amsterdam. Daar is hij op 15 januari 1943 overleden.

Jannetje Philipse-van Buren overleed op 05/03/1943 in Sobibor. Haar dochter Philipina Josephina stierf in “Maasoort” te Poortugaal in 1945 op 56 jarige leeftijd. Rica Philipse-Stranders overleed op 14/05/1943 in Sobibor. In het totaal kwamen er 21 joodse Briellenaren om in concentratiekampen.

Het gezin Philipse betrok toen een woning in de Langestraat. Omdat Mozes zijn vrouw Francina geen jodin was, mochten ze met hun zonen Maup en Ed in Den Briel blijven.

Op 31 januari 1942, werden bij alle openbare gebouwen in Den Briel de bordjes 'Verboden voor Joden' afgegeven, dus ook bij de bioscoop Luxor.

Van 1943 tot 1945 was een Duitsgezinde ober kelner B.P. Holthuysen uit Rotterdam de exploitant.

DEPORTATIE

Op de morgen van 4 maart 1943 rond 10 uur, ging het luchtalarm en was het geronk van vliegtuigen. Een Amerikaanse bommenwerper verloor 5 brisantbommen boven Brielle, waarvan er drie in de Langestraat op het badhuis, de meisjes-vakschool, de ambachtsschool en de land en tuinbouwschool vielen. Aan het Slagveld en op de Dijkstraat vielen ook een bom. De schade was enorm. Er werden 17 kinderen gedood en vijf kinderen zwaar gewond. Behalve de kinderen werden ook nog 1 vrouw gedood en twee zwaar gewond.

In de Nieuwe Brielse Courant van 9 maart 1943 - die  gecensureerd werd - stond:

Bomaanval eischte vele doden.

Op 4 Maart even na 10 uur des ochtends viel een formatie Amerikaansche bommenwerpers plaatsen in het kustgebied in het Zuidwesten van Nederland aan. Op een school in het militair en oorlogs-economisch volkomen onbeteekenend plaatsje Brielle werden o.a. verscheidene brisantbommen neergeworpen. Hierdoor werden 17 Nederlandsche kinderen gedood, vijf kinderen zwaar gewond. Behalve de kinderen werden ook nog 1 vrouw gedood en twee zwaar gewond. Deze terreuraanval werd uitgevoerd bij ’n zeer goed zicht, zoodat deze aanval niet op een vergissing kan berusten.

BOMMEN OP HET STADJE

Het Slagveld en de Dijkstraat.

Ambachts- meisjesvak- en de landbouwschool

in de Langestraat.

10 Mei 1940 brak de Tweede wereldoorlog uit. De oorlogsdagen tussen 10 en 14 mei verliepen in Den Briel vol onzekerheid. Er kwamen vluchtelingen uit Veenendaal die opvang vonden en ook diverse Joden arriveerden in Brielle, in de overtuiging dat ze van hier per boot naar Engeland konden reizen. Tegen de avond van 14 mei werd duidelijk dat Nederland had gecapituleerd. De hele dag was al te zien dat Rotterdam in brand stond: grote rookwolken rezen tot hoog in de hemel. De volgende dag arriveerde de eerste Duitse instructie. De bezetting was begonnen.

Februari 1941 bepaalde Oberst Leutenant Nitsche dat de Briellenaren zich maar moesten schikken naar de bezetters, zoniet goedschiks dan maar kwaadschiks. De Joodse families die in Brielle woonden, Gazan, Cohen, Philipse en Katan waren mikpunt van de Duitsers. Ze moesten hun zaken sluiten en maar zien hoe ze aan de kost kwamen.

Van 1941 tot 1942 benoemde de Duitse bezetter een Duitsgezinde exploitant, Dr. Peter Zimmer. Mozes en zijn gezin moesten hun café-restaurant en bioscoop ‘Luxor’ verlaten.

In het totaal kwamen er 21 joodse Briellenaren om in concentratiekampen.

Ter nagedachtenis aan de in de Tweede Wereldoorlog omgekomen Joodse Briellenaren, maakte Teus van den Berg-Been een bronzen monument, voorstellende een tak met vruchten en een davidster.

Op verzoek van Jac. Klok heb ik de 21 namen van de omgekomen Briellenaren gekalligrafeerd op perkamentpapier, dat in een dichtgesoldeerde koker achter het ornament is bevestigd en het monument aan een muur in het trappenhuis van het stadhuis verankert. Op 4 mei 1970 werd het onthuld.


Begin jaren 2000 kreeg het een plaats in de Sjoel aan de Turfkade.

Rens van Adrighem

Jávea oktober 2010

Voor het laatst bijgewerkt februari 2017

MONUMENT

Drie van de kinderen van Jannetje zijn gemengd gehuwd, vijf hebben een Joodse partner.

Van haar kinderen vertrekt de oudste, Salomon, naar Engeland en is daar concertmeester.

Hij overleeft de oorlog evenals de gemengd gehuwde zussen en broer.

De andere vijf kinderen van Jannetje overleven de oorlog niet.

Al deze families, behalve Jac. Philipse, zijn om het leven gekomen in concentratie kampen. Jac.  was omdat hij ziek was naar Joodse Ziekenhuis in Amsterdam vervoerd, waar hij op 15 januari 1943 is overleden.

Een taxi bracht de hoogbejaarde Jannetje Philipse en haar dochter Philippina in februari 1943 naar het tramstation in Brielle. Door een arts was voor Philippina een gedwongen opname in inrichting Maasoord in Poortugaal geregeld, wat wel vaker werd gedaan. Hierdoor kon ze van transport gevrijwaard blijven. Na een tussenstop kwam Jannetje op 27 februari in Westerbork aan. Daar vertrok ze op dinsdag 2 maart met het eerste transport naar Sobibor, waar ze om het leven werd gebracht. Jannetje was 97 jaar, 6 maanden en 29 dagen oud en daarmee een van de oudste slachtoffers.

Haar dochter Philipina Josephina stierf in “Maasoort” te Poortugaal aan een hartstilstand op 3 mei 1945 op 56 jarige leeftijd.

Rica Philipse-Stranders, de echtgenote van Jacob Philipse, overleed in 1943 in Sobibor.

Op 27 oktober 1942, werd Jac. Philipse met zijn vrouw Rica en als zeer triest dieptepunt zijn moeder Jannetje die 97 jaar was, en ook de families Gazan, Katan en Michel Cohen met zijn zuster Esther opgeroepen door de Duitse bezetter, om zich te melden op het stadhuis om ingezet te worden voor de arbeidsinzet. Ze werden allen met het trammetje naar Rotterdam gebracht om naar Ommen vervoerd worden.

Alle Joodse families die in Den Briel woonden, Gazan, Cohen en Katan waren mikpunt van de Duitsers. Ze moesten hun winkels sluiten en maar zien hoe ze aan de kost kwamen.

Moses en zijn gezin moesten hun café-restaurant en bioscoop ‘Luxor’ verlaten. In 1941  benoemde de Duitse bezetter een Duitsgezinde exploitant en het gezin Philipse betrok toen een woning in de Langestraat.

Hoe de bezetter heeft huisgehouden is bijna ongekend.

Moses Philipse, zijn vrouw Francina Philipse-Gorzeman die geen jodin was, en hun zonen Maup en Ed mochten in Den Briel blijven. Door een complex van omstandigheden werd hun leven gespaard.

Jannetjes kleinzoon Ed herinnert zich zijn oma nog heel goed, hoewel hij pas zes jaar was toen zij werd gedeporteerd.

Hij beschrijft haar als uitermate lief. Ook hield ze van een geintje.

Zo gaf ze Ed eens een trosje druiven die ze zorgvuldig had leeggezogen en opgeblazen om hem voor de gek te houden.

Het viel altijd op hoe klein ze was. Ze had vaak een stoof onder haar voeten als ze op haar stoel zat.

Er zijn nog familiefoto’s waarbij Jannetje ervoor zorgde om op een stoeprand te staan, zodat ze minder klein leek.

Cornelia Blitz-Philipse en haar dochter Sara Jeannetta werden vermoord in Auschwitz op 15 oktober 1942. David op 12 oktober 1942.

David Philipse, zijn vrouw Judith, worden op 16 juli 1943 vermoord in Sobibor. De jongste dochter Jeanette wordt in Dorohucza vermoord. Esther, die getrouwd was met Salomon Zwaap wordt met haar twee zonen Leon en Edward vermoord in Auschwitz op 8 okt 1944. Haar man Salomon wordt in Auschwitz op 1 okt 1944 om het leven gebracht.

Elisabeth die trouwde met Herman Trotsenburg overleefde de oorlog, hoewel ze ook in Westerbork terecht kwam.

Barend Karel, zijn vrouw Sara en hun dochters Jannetje en Judit die in Den Haag woonden, werden allen op 15 oktober 1942 in Auschwitz vermoord.

    NAAR:  De site inhoud