door Rens van Adrighem

Veel steden hadden buiten hun poorten een galgenveld. Dat was vaak woeste grond op een goed zichtbare plaats langs een doorgaande weg, op een heuvel of aan een rivier. De stad liet op deze wijze blijken over de hoge jurisdictie, het halsrecht, te beschikken. Woeste gronden werden geassocieerd met van god verlaten gebieden, waar misdadigers en heidenen volgens de christenen thuishoorden. De reden was, dat in het open veld de zichtbaarheid, en dus de afschrikkende werking, groter is. Van sommige galgenvelden is bekend dat ze nooit gebruikt zijn, maar enkel een afschrikfunctie hadden.


In veel gevallen werd de uitvoering van het doodvonnis niet op het galgenveld uitgevoerd, maar op een centrale plaats van de stad, waarbij de voltrekking in de openbaarheid gebeurde. Na de executie werd het lijk op een horde, een soort slee van takken, naar het galgenveld gebracht en daar opgehangen of op de radstake, een meters hoge paal met bovenaan een horizontaal geplaatst wiel gelegd. Daar komt het gezegde "hij groeit op voor galg en rad" vandaan. Ook werden wel specifieke lichaamsdelen tentoongesteld, zoals hoofden die op staken werden gespietst na onthoofding.


Een gehangene had geen recht op waardige begrafenis. Het was gebruikelijk dat zijn stoffelijk overschot door dieren werd opgegeten. Begraven in gewijde grond rond de kerken, weren geëxecuteerden niet toegelaten. De resten werden daarom vaak begraven in een knekelput onder de galg.

Den Briel heeft het Galgenbolwerk op Bastion III.

De tennisbaan met op de achtergrond de houten schuur van ’t Melkmeisje’ en de oude groente en fruit veiling.

In 1968 is de tennisclub BTV E’68 opgericht, die een tennisbaan in Meeuwenoord betrok.

De tennisbaan en de noodwoningen werden tijdens de restauratie van de wallen in 1975 ontmanteld.

In de vier wit geverfde woningen, gebouwd in een L-vorm, woonden de families: Dekker, Adriaanse, Stubenitsky,

Van Lien, Bij en Van der Beemt.

In vijftiende eeuw bestond al wel de pijnbank en de doodstraf voor zoenbreuk bij doodslag, voor een moordenaar, een valse munter, een dief en voor een ketter, maar deze misdadigers werden na de executie altijd begraven. In het begin van de vijftiende eeuw was de voltrekking van de doodstraffen openbaar, waarbij het spiegelend karakter van het delict een steeds grotere rol ging spelen, zoals het vastspijkeren van de gebruikte moordwapens van een moordenaar aan de galg.


In de zestiende eeuw veranderde het één en ander in het strafrecht. Karel V gaf in een decreet van 1544 al blijk van zijn afkeer van de rechtspraak bij doodslag, een misdaad die bijna altijd werd geschikt in de Nederlanden, dat wil zeggen dat de families van het slachtoffer en de dader tot een overeenkomst kwamen over de genoegdoening.

Karel V stelde eveneens in dat decreet dat de officieren (van justitie) strafrechtelijk onderzoek moesten doen en dat zij bij simpele doodslagen niet mochten schikken. Doodslagen moesten worden berecht en de daders behoorden volgens dit decreet de doodstraf krijgen.

Wetgeving en rechtspraktijk.

Ophanging werd betiteld als tentoonstellingsstraf en werd uitgevoerd op het galgenveld.

Het dateerde al van vóór de veertiende eeuw, maar dan betrof het alleen zelfmoord.

Op 23 december 1794 werd in Den Briel op het Maarland Jan Leute, een burger, doodgeslagen. Het slachtoffer werd door twee mannen met een degen gedood. Een van degenen die door omstanders als de dader werd gezien werd onmiddellijk gevat. Het betrof enen Pieter uit Ingen in Gelderland. Zijn mededader, ook Pieter geheten, die trachtte te ontkomen, werd door de omstanders achtervolgd, gevat en dodelijk gewond. Op 27 december van dat jaar veroordeelde de Brielse rechtbank de in hechtenis genomen en nog levende Pieter tot ophanging. De reeds overleden Pieter moest op het galgenveld aan de voet van de galg worden begraven. Uit deze zaak komt de arrestatie op heterdaad en de rol van het publiek naar voren. Uit de justitiële bronnen blijkt niet dat de schout is opgetreden tegen de omstanders die tenslotte iemand dodelijk verwondden. Wellicht betrof het hier twee soldaten van het garnizoen. In 1747 was van de 369 gezinshoofden in Den Briel bijna 15% militair. Het moordwapen - de degen - kan ook op de betrokkenheid van een soldaat wijzen. Wellicht had het publiek niet veel met zulke lieden op en was de hevige reactie van het Brielse publiek een uitlaat van spanningen tussen soldaten en burgers. Het rechtsgevoel had beiden 'veroordeeld' en de rechtbank sloot zich daarbij aan.

Verslagen van veroordelingen.

Ordonnantie uit het jaar 1570.

Het Galgenbolwerk in vrediger tijden.

Het Galgenbolwerk staat bij de Briellenaren bekend als de tennisbaan, met een viertal woningen die gebouwd waren kort na de Tweede Wereldoorlog als noodwoningen.

Links de coupure naar de Thoelaverweg en het trapje naar het Galgenbolwerk met de tennisbaan en de woningen.


Rechts café

’t Melkmeisje

‘Ik ben er in 1956 geboren en heb er gewoond tot mijn 4e jaar.

Toen verhuisden wij naar Meeuwenoord.

Mijn vader had bij ons huis een groente tuin. Regelmatig liepen de schapen door zijn aardbeienplantjes omdat 

iemand het hek op de wallen niet had dichtgedaan. Die hekken waren zo gemaakt dat ze vanzelf dichtvielen maar heel veel jongelui legden er een steen onder zodat de schapen overal heen konden. Ik herinner me ook Hannes de schaapherder. Hij liep altijd met zijn zeis rond. Mijn ouders gingen vaak tennissen en ik mocht dan ballen meisje zijn.

Ik er met ontzettend veel plezier gewoond. We speelden altijd buiten op de wallen.

Mijn broer is nog een keer van de poort gevallen met zijn hoofd op de kinderkopjes. Eddie Stubenitsky kwam hem met een enorm gat in zijn hoofd thuis brengen.’

Terug naar de oorspronkelijke staat.

Het Galgenbolwerk op Bastion III gezien vanuit de lucht.

Het Galgenbolwerk kreeg weer zijn aanblik van vóór de Tweede Wereldoorlog en in 2013 werd het daar aanwezige kruitbunkertje, Bastion III gerestaureerd.

Herinneringen van Hanneke van Noord-Bij.

Foto’s Hanneke van Noord-Bij.

De laatste doodstraf door ophanging vond in Nederland in 1860 plaats.

Met dank aan Hanneke van Noord-Bij

Rens van Adrighem

Januari 2017

NAAR: Site inhoud

De jurist Jan Matthijssen werd in 1401 benoemd tot secretaris van Brielle, en in die hoedanigheid beschreef hij omstreeks 1407 het middeleeuwse gewoonterecht zoals dat in die tijd in Brielle werd gehanteerd. Het rechtboek is bewaard gebleven en vormt een unieke bron, want het gewoonterecht werd over het algemeen niet op schrift gesteld. Zodoende biedt het boek een buitengewoon zeldzaam inkijkje in het oude vaderlandse recht. In 1901 gaf Brielle's eerste stadsarchivaris Hendrik de Jager het Rechtboek van Den Briel uit. Hierdoor verwierf het boek terecht een grote belangstelling.

De opkomst van de steden en heerlijkheden  deed een bijzonder wreed strafstelsel ontstaan  om de mensen er van te weerhouden strafbare  daden te doen, de lijf - en levensstraffen deden  hun intrede.


Eenheid in het strafstelsel bestond  niet, bij gebrek aan landelijke wetboeken strafte  de rechter dan ook: “soe dat behoert in een land  van goede justitie”.

Een verdachte moest bekennen, desnoods op  de pijnbank zodat het kwaad vergolden kon worden.  Ernstige misdaden werden gestraft met een van de doodstraffen:

Onthoofding, ophanging, radbraking, levende begraving, worging, verbranding of verdrinking.


Het ophangen aan de galg was min of meer de straf voor de gewone man, aanzienlijken, hoge militairen en mensen van adel werden onthoofd. Ongetwijfeld was onthoofding de mildste van alle doodstrafvormen.


De ergste doodstrafvorm waartoe iemand veroordeeld kon worden was radbraken: aan handen en voeten op het radbraakkruis vastgebonden werd de veroordeelde letterlijk door de beul kapotgeslagen. Veelal onthoofde de scherprechter het slachtoffer nadien en zette het hoofd op een ijzeren pin op het radbraak-kruis.


Vrouwen werden aan een paal gewurgd waarbij de wurging soms op bevel van de rechters onderbroken werd, direct daarna moest de beul met de executie doorgaan.


Verbranding aan een staak gebeurde met heksen en ketters waarbij heksen “tot asse” verbrand werden omdat men het risico niet wilde lopen dat het dode lichaam van een heks met hekserij door zou gaan. De terechtstelling van ketters werd veelal beëindigd als de slachtoffers door rookverstikking om het leven waren gekomen. Niet alleen heksen en ketters werden eertijds vervolgd, ook een groot aantal homofielen zijn in vroeger jaren om ‘de sonde van sodomie’ om het leven gebracht. Werden de terechtstellingen van homofielen aanvankelijk geheim gehouden, later gebeurden deze meer en meer in het openbaar.


Verdrinking was ook een straf die voornamelijk aan vrouwen werd toegepast..


Valsemunters werden tot de ketelstraf veroordeeld, in een grote ketel met een gloeiend hete vloeistof werden ze gestikt.

HetGalgenbolwerk

Ook bij zelfmoord werd je toen ter tijd veroordeeld tot de galg.

Jan Matthijsen omschreef in het rechtsboek van Den Briel in het vierde tractaat trefzeker de geestelijke gesteldheid van een zelfmoordenaar. Hij bezag deze daad als een wanhoopsdaad, die men echter wel beging zonder naar de stem van het geweten te luisteren, maar ook als een daad van iemand die zichzelf willens en wetens doodde. De straf die op zelfmoord volgde werd ‘nae ouden custumen ende rechten’ door het gerecht uitgesproken. Het lichaam werd gesleept van de plaats van ‘misdaad’ naar de gerechtsplaats, het galgenveld, en onderste boven aan één been opgehangen ten teken dat hij zelfmoord gepleegd had.

Het begroeide Galgenbolwerk gezien vanaf de brug naar de Kaaipoort.