In 1979 werd mijn medewerking gevraagd door Adriaan Zoetemeijer, - tot 1970 uitbater van café Dixi -, bij het samenstellen van een boekje met gedichten van Jan de Kievit. Samen met Jeane Hogenboom en Jac. Klok stelden we de meest interessant gedichten samen onder de titel “Mijnheer de redacteur”, omdat hij zijn gedichten voor de krant aanving met deze zin.


Het boekje werd uitgegeven om het werk van een Oud Briellenaar aan de vergetelheid te ontrukken. De man, Jan de Kievit geboren 23 november 1851, deed op eigen wijze van zich doen spreken. Hij was eigenaar van het café gelegen op de hoek van het Maarland Zz.nummer 1, bij de rode brug. Als sneldichter en rijmer voor bruiloften had hij zich een zekere faam weten te verwerven. Aldus viel hem na verloop van tijd de eer te beurt om in de “Nieuwe Brielse Courant” zijn mening over bepaalde zaken in dichtvorm te kennen te geven. Hij gebruikte daarbij als schuilnaam het Latijnse woord “Dixi”, hetgeen “ik heb gezegd” betekent.


Het frappante van enkele gedichten is dat zij een voorspellende blik geven op wat er jaren na zijn dood gestalte zou krijgen in Den Briel. Jan de Kievit stierf op 24 april 1925. De naam “Dixi” leeft voort in de naam van zijn vroegere café aan het Maarland Zz., waarvan het pand nu in eigendom isvan zijn achterkleinzoon Frans Zoetemeijer.


Enkele interessante gedichten geschreven rond 1900, stelde ik samen om u kennis te laten maken met de duidelijk voorspellende beschrijvingen en als eerbetoon aan deze bijzondere Oud Briellenaar.

BRIELLE, 1 Mei 1980


Fantasie.


Mijnheer de Redacteur!


Aanstaande Donderdag dan begint

De bouw der brug, die Brielle verbindt

Met Rozenburg; vele stadgenoten

Vonden ‘t een gebrekkig vervoer met booten.

Het Rijk heeft het Brielsche veer gekocht,

Waarom Rozenburg en den Briel had verzocht.

De brug wordt gebouwd door een Rotterdamsche fabriek,

Men noemt het een kunstwerk van Hollandssche techniek.

In het midden een los vak ingedaan,

Voor de visschers die van en naar Oostvoorne gaan.

Voor de wandelaars weerszijden een pad,

Men wacht een druk bezoek in de stad.

Als men in de zomerdag kan loopen,

Om Brielsche veilingproducten te koopen.

Naar verschillende bladen berichten,

Zal men aan Brielsche zijde een villapark stichten.

De grond is gekocht door een combinatie stadgenooten,

En wordt nog een meter hooger opgespoten,

In dat villa-complex komt een groot hotel te staan,

Voor menschen die zomers naar buiten gaan.

De kosten der brug, die men berekenen kon,

Bedragen ongeveer 3 en een halve ton.

Een en ander geeft veel drukte en vertier,

Maar er komt zoodoende een nuttige verbetering hier.


DIXI.

Uit dit gedicht is op te maken, dat het de Brielse brug naar Rozenburg betreft, die alleen ongeveer 10 jaar eerder dan voorspeld, gebouwd werd. Inderdaad werden de veerboten opgeheven en werd de brug een kunstwerk genoemd. Vissersboten en de veiling waren echter in 1970 al verdwenen. Het villapark is er ook gekomen. Rond 1920 werden in “de Plantage” de eerste villa’s gebouwd. Dat de brug veel drukte bracht mag ook duidelijk zijn. Opmerkelijk is het op zijn minst, dat Jan de Kievit reeds in 1920 dit wist te voorspellen.

Mijnheer de Redacteur !

Onze Ambachtsschool.


Mijnheer de Redacteur!


Den Briel of Brielle in de geschiedenis vermaand,

Kweekt stuurlui en machinisten voor de groote vaart.

Reeds zijn er vanhier naar Indië gegaan,

Nadat ze eerst hun examen hadden gedaan.

Het nut der Ambachtsschool heb ik gelezen,

Is groot, en dat is al dikwijls bewezen.

Maar zegt men, en het zal wel zoo zijn,

De Brielsche Ambachtsschool is te klein.

Maar nu kan men op de lijnbaan beschouwen,

Een groot complex ledige gebouwen.

Dus het beste was de Minister te vragen,

Of het zijn Exellentie kon behagen,

Om den Briel, nu er ruimte is te gedenken,

En dat zaakje aan de Ambachtsschool te schenken.

Vlak bij de haven, het is wel goed,

Als men ten bate van ‘t onderwijs zulks doet.

Stuurlui en machinisten wat gemakkelijk kan,

Komen alle op de Lijnbaan dan.

Schilders, timmerlieden enz. in de Langestraat gebleven,

Twee afdelingen gemaakt waar les wordt gegeven.

Dat het dom is kan niemand beweren,

Ledige magazijnen kunnen nog renderen.


DIXI.

Met dit gedicht zat hij niet helemaal op het juiste pad. De Ambachtsschool is wel uitgebreid, maar dan op de bestaande plaats in de Langestraat en half vijftiger jaren werd een nieuwe L.T.S. gebouwd in de van Sleenstraat. De school heeft altijd een belangrijke functie vervuld met het opleiden van ambachtslieden vanuit alle dorpen van de eilanden Voorne en Putten. Stuurlui zijn er op de machinisten school niet opgeleid. Het bleef bij machinisten.

Brielle, 1 April 1908.


Mijnheer de Redacteur!


Wordt ons de kermis soms ontnomen,

Daar heb ik heusch toch vrede mee.

Dan kon hier mooi een volksfeest komen,

Tenminste volgens mijn idee.

En als men deed zoo ik dat wil,

Dan was ‘t hier feest op 1 April.


Dan iedereen zijn woning sieren

Met vlaggen, transpirant of groen

Wij kunnen hier wel feestjes vieren,

Daar zou een elk aan mededoen.

Geen dronken rommel op zoo’n dag,

Zooals ik vaak met kermis zag.


Geen straten vol met kramen bouwen,

Neen laat Floralia wat doen,

Elk zal van bloementooi wel houên,

‘t Is lente, ‘k hou van ‘t frisse groen.

Wij hebben de ambachtsschool niet waar,

Die maakt er ook wat moois voor klaar.


De kermis kan mij niet behagen,

Dat is een ruwe wilde boel.

Maar hier een volksfeest dat zou slagen,

Wanneer men deed zoo ik ‘t bedoel.

Een volksfeest dus, daar ben ik voor,

Dan zeg ik, weg de kermis hoor.


DIXI.

Wat de schrijver hier verwoord kreeg voor het eerst in 1922 gestalte. Pas sinds 1967 is men de 1 aprilviering jaarlijks gaan vieren en na 1972 heeft er geen viering meer plaats gevonden zonder kermis.

Draadlooze Telegrafie.


Mijnheer de Redacteur!


Met de mode en de tijd moet ieder mee,

Wij zijn hier in de nabijheid der zee.

Met het oog daarop ben ik zoo vrij te spreken,

Over iets dat ik op mijn gemak heb bekeken.

We hebben hier ook een reddingsstation,

Iets dat men ook wel veranderen kon.

Dan zou ik in ‘t Brieltje ook verlangen,

Een inrichting om draadloos bericht te ontvangen.

Natuurlijk, dat spreekt dunkt mij als een boek,

Draadloos verbonden met den Hoek.

Ik vertel nu toch geen onzin niet waar,

Ook met het oog op oorlogsgevaar.

Wat is den Briel eigenlijk een vesting of een stad,

Ik weet hier heeft men altijd soldaten gehad.

Die varen druk met schepen op en neer,

Ik zou willen een beetje verandering weer.

Ik wil de zaak een beetje uitgebreid,

Want ik streef ook naar verbetering altijd.

Een beetje leven in de brouwerij gebracht,

Wat heeft men aan een drooge vestinggracht.

En wallen waarop men weinig ziet groeien,

Als gras voor schapen en voor koeien.

Verandering dus dat is vast niet verkeerd,

Stilstand is achteruitgang heb ik geleerd.


DIXI.

Dat Jan de Kievit geen onzin schreef is met dit gedicht wel duidelijk denk ik. Inmiddels zitten wij in de 21ste eeuw volop in de draadloze verbindingen. Wie heeft er immers géén draadloze telefoon, om maar eens wat te noemen. Deze gedichten werden zo’n 120 jaar geleden geschreven. In het boekje “Mijnheer de redacteur” staan er 100 beschreven. Het is mij niet bekend of het boekje nog verkrijgbaar is, maar het is voor de echte Briellenaar zeker de moeite het aan te schaffen. Het boekje werd gedrukt bij handelsdrukkerij Nieuwe Brielse Courant en werd uitgegeven door de familie Zoetemeijer.

Rens van Adrighem  Jávea  november 2007

Ons Brieltje in het jaar 2100.


Mijnheer de Redacteur!


Een uur per dag is de tijd verzet,

Niemand natuurlijk die dat belet.

‘t Hindert niet ook, dat weet ik al vast,

Elk doet zoo hij wil, dan heb je geen last.

Ik doe het erger, dat ziet ge niet waar,

Ik verzet de tijd 200 jaar.

Toekomstmuziek, volg mij eens even,

Zooiets heb ik al meerder geschreven.

Ik zet er boven dus, wat ik wil,

Brielle 2100, 13 April.

Bij het leggen van een kabel voor electriciteit,

Vond men op het Maarland dingen uit lang vervlogen tijd.

Daar vond men een kacheltje in den grond,

Uit den tijd toen nog geen centrale verwarming bestond.

Gegoten ijzer nog goed geconserveerd,

Men heeft het op de oudheidkamer gedeponeerd.

Potten en pannen, vaatwerk, flesschen en kruiken,

Zooals onze voorvaderen die plachten te gebruiken.

Eenige nog weinig beschadigde exemplaren,

Zal men trachten om te bewaren.

Een goed verzorgde catalogus legt het uit,

Waarvoor het werd gebruikt en wat het beduidt.


DIXI.

Ook hier weer een voorbeeld waarvan niet anders gezegd kan worden dan dat de voorspellende gave - op het jaartal na - van de schrijver hiermee bewezen is.

NAAR: Site inhoud

Voorspellende gedichten geschreven rond 1900 door jan de kievit

samengesteld door Rens van Adrighem

“Ik heb gezegd”

D I X I