door Rens van Adrighem

Zoals bekend maak je in een café van alles mee. Het is een ongeschreven wet

dat een kastelein over zijn klanten niets in de openbaarheid brengt.

Sommige verhalen of anekdotes zijn echter zo bijzonder

dat daar een uitzondering op gemaakt mag worden.

’t kont van ’t paerd
Anekdotes
 

Was een vrijgezelle Briellenaar, die woonde in de Nobelstraat, Hij had tot 1954 tuinbouw kassen, waar nu de Trompstraat is. Cor was een voetbal liefhebber en had zelf jaren gevoetbald bij de plaatselijke voetbalclub Wit Rood Wit. Hij was ook scheidsrechter. Op oudere leeftijd ging Cor zondags altijd naar de wedstrijden van Feyenoord als zij in de Kuip speelden.

Was een afstammeling van het bekende Nolet-geslacht uit Schiedam, woonde op een bovenwoning in de Voorstraat. Hij was van de jaren ’50 tot ’70, particulier chauffeur van de grote baas van Troost Pernis,

die hij reed in een Rolls-Royce. Ome Aad had altijd hele verhalen over de jachtpartijen in het natuurgebied

“De Beer” op Rozenburg, waarbij vaak prins Bernhard aanwezig was. Als hij bij ons in ‘t kont was, gaf hij nogal eens een rondje uit naam van de prins. Ook bood hij vaak aan een ree, hert konijn of haas voor ons mee te nemen, maar dat hebben we altijd afgeslagen. Als ome Aad wat aangeschoten bij ons binnen stapte kreeg hij van ons nooit alcohol, alleen koffie of frisdrank en we brachten hem dan naar zijn huis. Menigmaal was ik dan nog maar net terug in ‘t kont en stapte ome Aad alweer binnen! Op een avond kwam hij binnen met het verhaal dat een Marokkaan zijn portemonnee van hem afgepakt had in de automatiek van Schats in de Koopmanstraat. We zijn toen met een aantal klanten gelijk die persoon gaan zoeken en hadden het geluk hem aan te treffen. We hebben hem toen in de schandpaal op het Wellerondom gezet. De man schreeuwde als een mager speenvarken en het duurde niet lang of de politie kwam die proces verbaal opmaakte.

Jan Teunissen - die nam de schuld op zich - is toen veroordeeld door de rechtbank in Rotterdam, tot een boete van 150 gulden, die we uiteraard met z’n allen hebben betaald.

Ome Aad’s lijfspreuk was: “slapen doe ik ’s nachts en als het moet nog weinig ook!”

Marius was dameskapper, die tot halverwege de jaren ’70 zijn kapsalon in de Voorstraat had. In de beginjaren van de 1 aprilfeesten knipte hij de baarden van de watergeuzen. Hij was van origine een Duitser, en ‘knipte’ het haar van de dames vaak met de vlam van een kaars.

Marius dronk altijd bessenjenever met ijs. Hij had de gewoonte het ijs door zijn glas in de rondte te laten draaien, wat een speciaal geluid gaf.

Rob Holslag

Aad Klapwijk

Burgemeester Johannes Huurman

Hij maakte dan gelijk van de gelegenheid gebruik de meisjes van plezier op te zoeken. In de zeventiger jaren was hij bij ons in ‘t kont van ‘t paerd een graag geziene gast.

Ome Cor - door ons altijd zo genoemd - had graag piano leren spelen, maar in zijn tijd was dat niet mogelijk geweest. Als hij het naar zijn zin had na een borreltje, zat hij altijd op de bar met beide handen ‘piano te spelen’.

Hij zat dan echt te genieten. En wij van hem.

Een Rotterdamse havenarbeider, die op de camping aan de Bollaarsdijk elk weekend tot een feest wist te maken. Twee keer per jaar stuurde hij alle moeders van de camping met een bus een dagje uit. De mannen zorgden die dag voor de kinderen. Pannenkoeken bakken, spelletjes doen en ga zo maar door. Ook verzorgde hij altijd de prijzen voor de bingo. Ook deed hij verrassingsverkopen. Hij verkocht dan bijvoorbeeld dozen voor 10 gulden. In de meeste dozen zaten spullen van een grotere waarde, maar de stinkerd deed er ook dozen tussen met een straatklinker er in! Dat is voor die vuile hebberds zei hij dan.

Dat hebben we maar niet gedaan en hebben hem de pony mee laten nemen naar de camping waar hij prima op zijn plaats was.Een paar weken later komt hij weer binnen met de vraag: mag m’n vriend naar binnen?Gaat de deur open,... staat hij met een paardenkop op zijn schouder! Nee Aad,..... dat gaat niet! riepen we uit. Een pony gaat nog, maar een paard,... dat is toch te gek! Wat bleek, was het alleen een opgezette paardenkop! We hebben enorm gelachen. Helemaal toen hij de kop op de gokkast had gezet,

die tegen de toiletten aan stond. Velen die binnen kwamen deden de deur van het toilet open om te zien hoe dat paard daar stond!


Op een vrijdagmiddag komt Aad aan met de kofferbak van zijn Mercedes Benz vol met antieke koperen ketels met deksels. “Is Meinderd Derks die pannenkoekenbakker er niet?” vroeg Aad.

(Hij had een vreselijke hekel aan hem want hij vond het een geldwolf). Ja, Meinderd was er en die kwam direct aangelopen. Aad opende de koffer van de auto en verteld die koperen ketels ongezien gekocht te hebben. Meinderd haalt er direct de mooiste ketel uit, haalt de deksel er af en er zitten een paar biljetten van 100 gulden in. Meinderd werd haast gek. Aad pakt ook een ketel en daar zit ook een biljet van 100 gulden in. “Wat vraag je voor die ketels” vroeg Meinderd. Ik verkoop ze alleen allemaal te gelijk zei Aad en noemde zijn prijs. Meinderd wist niet wat hij moest doen, maar durfde de aankoop uiteindelijk niet aan. Maar goed ook, want die biljetten van 100 gulden had Aadje er natuurlijk zelf ingestopt om hem er in te luizen.


Met het havenwerk ging er veel geld om. Vele keren bracht Aad grote bedragen bij ons, om voor hem te bewaren. “Doe er maar mee wat je wil, als het rond de kerst maar weer beschikbaar is want dat is een periode dat ik wel eens omhoog zit. Als ik het zelf bij me hou geef ik het waarschijnlijk alleen maar weg”.

En zo was hij. Wat hij had deelde hij met anderen. Wij bewaarden het geld dan ook zorgvuldig en hebben het dan ook nooit aangeraakt, zodat hij er ten alle tijden over kon beschikken.

Hij was van origine een Portugees die al vele jaren in Den Briel woonde. Hij was vaak op de Brielse maas te vinden met zijn bootje. Op oudere leeftijd woonde hij in de Voorstraat, tussen de Asylstraat en de Nieuwe Brielse Courant. Op een avond bij het aanvegen van de vloer van ´t kont, vonden we een biljet van 100 gulden. Dhr. Avelino was de laatste klant die binnen geweest was, dus kon het haast niet anders zijn dan dat hij die 100 gulden verloren had. Het was over enen in de nacht, maar ik ben toch maar naar zijn huis gegaan. De beste man wist niet dat hij dat geld verloren had maar was erg blij dat ik het terug bracht. Honderd gulden was immers best een hoop geld.

Was de uitbater van Hotel (stoot je hoofd niet) De Nymph in de Voorstraat.

Dat ‘stoot je hoofd niet’, had de reden dat alle vloeren van de hotelkamers scheef liepen en de plafonds nogal laag waren. Eigenlijk was Rob kleermaker van zijn vak, maar was een goed gastheer. Een grote robuuste, flamboyante man. Altijd netjes in het driedelig pak. Rob was met zijn vrouw Nel vaste klant bij ons in ‘t kont. Op een zekere avond kwam Rob letterlijk en figuurlijk de zaak met de deur binnen vallen. Hij viel als een blok met dat grote lichaam languit over de vloer. Bij de ingang moest je een trede naar beneden afstappen en daar had hij dus geen erg in gehad. Gelukkig kwam hij met de schrik vrij.

Het is niet netjes, maar we hebben wel gelachen. Het was ook geen gezicht, zo’n deftige man languit op de tegelvloer.

De burgemeester stapte op een avond ‘t kont binnen. Hij legde zijn zwarte hoed op de toog en bestelde een drankje. Aan de bar zaten een ober en de kok van de Zalm een kaartspel te spelen. Al snel werd Huurman uitgedaagd een spelletje mee te spelen, waar hij op inging. De twee kaartvrienden wisten niet dat ze met de burgemeester te doen hadden. Ze waren er op uit hun derde medespeler enkele consumpties te ontfutselen, hetgeen niet echt lukte. Na enkele spelletjes verloor Huurman en was het rondje voor zijn rekening.

De ober was zo blij dat hij de hoed van de toog pakte, hem opzette en de woorden zei: “Zo, nu ben ik de burgemeester van Den Briel!” Niet wetende dat de hoed van zijn verliezende kaartvriend inderdaad de hoed van de burge-meester was! De heer Huurman liet het zo, dus deden wij dat ook en hebben er alleen maar smakelijk om gelachen.

Cornelis Lankhorst

Aad Nolet

Marius Beckers

De heer Avelino

Dit is maar een kleine greep uit de verhalen, anekdotes en herinneringen die wij samen

met onze vrienden en klanten beleefden in ons café bestaan.

Uit piëteit kan niet alles verteld worden, maar deze anekdotes zijn te aardig om ze niet te vertellen.

Rens van Adrighem  Jávea 1 april 2008

Daarna kwam er nog een akkefietje met een balgehakt, waarvan ik de toedracht niet precies meer weet, maar het kwam er op neer dat Ton van Eendenburg een warme balgehakt in de zak van Rob’s colbert deponeerde, die de volgende avond geheel onverwacht -toen Rob zijn hand in zijn zak stak- weer ‘boven water’ kwam. De bal was inmiddels wel afgekoeld.

Op een avond kwam hij ‘t kont binnen, met de vraag of zijn vriend ook naar binnen mocht.Natuurlijk! was ons antwoord. Wat denk je,... komt hij met een pony de zaak in lopen!Die is voor Ramon,.... heb ik vanmiddag gewonnen met klaverjassen in een kroeg in Rotterdam. Zet hem maar in de tuin!